Het Parool van 28 juni meldt dat in IJburg binnenkort de eerste waterkavels zullen worden uitgegeven. Waterkavel is niet een splinternieuw woord, het is echter wel jong en het begint bovendien ingeburgerd te raken. Een waterkavel is een stuk water (‘zoveel vierkante meters, kadastraal bekend als’ enzovoorts) waar men een drijvende woning (Van Dale kent hiervoor ook al het woord waterwoning) mag bouwen. Een bouwkavel dus, maar dan op/in het water. Het blijkt ook al een waterperceel genoemd te worden.
De inburgering van waterkavel kan op den duur consequenties hebben voor de woordenboekbeschrijving van woorden als kavel en bouwkavel. Wie nu een bouwkavel koopt, koopt een stuk grond, maar in de toekomst bedoel je misschien wel een ‘stuk water’ als je een bouwkavel wil kopen.
Ook kavel zelf zou weleens aan de vooravond van een (lichte) betekenisverandering kunnen staan. Van Dale beschrijft dit woord nu nog als een ‘stuk, perceel waarin bedijkt of drooggelegd land verdeeld wordt voor de verkoop’ en ‘stuk land in ’t algemeen.’
Als waterkavels een gewoon verschijnsel worden, ligt het voor de hand dat de betekenis van kavel meeontwikkelt, bijvoorbeeld van ‘stuk land’ tot iets als ‘perceel (d.w.z. elk van de afgeperkte stukken land of water van het grondgebied van een bestuurlijk lichaam zoals een gemeente of polder) dat voor een bepaalde bestemming (landbouw, wonen e.d.) benut kan worden’. Dat klinkt ingewikkeld, maar in feite zou deze ontwikkeling ertoe leiden dat kavel en perceel volwaardige synoniemen worden.
Zo’n betekenisontwikkeling maakt tevens de weg vrij voor nieuwe samenstellingen, zoals het nog niet aangetroffen woord viskavel (dat dan een synoniem zal zijn van het wel reeds in de taalwerkelijkheid aangetroffen woord visperceel).
Geef een reactie