Zwartspaarders zijn mensen met spaargeld op een (buitenlandse) bankrekening die het bestaan daarvan noch de rente-inkomsten daaruit aan de Nederlandse fiscus opgeven. In Nederland konden zwartspaarders tot 1 januari 2010 gebruikmaken van de zogenaamde inkeerregeling. Daarbij doet de zwartspaarder die beseft dat het bezit van zwart spaargeld strijdig is met onze fiscale wetgeving, zelf aangifte bij de Belastingdienst. In ruil daarvoor zou de fiscus de zwartspaarder niet helemaal kaalplukken.
Inkeerders – zo heten de voormalige zwartspaarders – handelden uiteraard niet helemaal spontaan. De inkeerregeling was namelijk niet vrijblijvend: wie er geen gebruik van maakte en na 1 januari 2010 door de fiscus werd gepakt, zou een forse boete boven het hoofd hangen. Blijkbaar hebben veel zwartspaarders oin 2009 eieren voor hun geld gekozen, want de fiscus heeft met de inkeerregeling destijds een fors bedrag opgehaald.
Hoewel inkeerder een bijklank heeft die herinnert aan calvinistisch zondebesef en Bijbelse verzoeningsgezindheid, is het bepaald geen oud woord. Inkeerder bestaat in feite nog maar enkele jaren. Het gaat echter wel terug op een oude uitdrukking, want afgaande op de vorm is inkeerder afgeleid van het werkwoord inkeren in de uitdrukking tot zichzelf inkeren, dat wil zeggen: zijn geweten onderzoeken.
Sinds de inkeerregeling van kracht is, oogt het werkwoord inkeren echter wat minder zwaar op de hand. Inkeren wordt nu namelijk ook wel zonder ‘tot zichzelf’ gebruikt en heeft dan de vrij luchtige betekenis: ‘een vergissing of een fout herstellen’. Grondig gewetensonderzoek komt daar dus niet meer noodzakelijk bij te pas. Het is een kwestie van ‘Foutje, bedankt!’ geworden. Leuker konden ze het niet maken voor taalgebruikers, daar bij de Belastingdienst.
Eerder als Woord van de Dag gepubliceerd op Taalbank, 24-12-2009.
Geef een reactie