Nog maar een paar jaar geleden was jihad de naam van ‘de verplichting voor de moslims om als gemeenschap de islam te verspreiden’. Dat klinkt niet erg gevaarlijk. Deze vorm van jihad hoefde dan ook ‘niet noodzakelijkerwijs met geweld’ gepaard te gaan, schreef Van Dale, die de grote jihad onderscheidde van de kleine jihad. Die grote jihad stond voor de ‘innerlijke strijd tegen afvalligheid en wereldse verleidingen’, de kleine jihad voor de ‘gewapende strijd tegen de vijanden van de islam’.
Maar de jihad is per definitie gewelddadig geworden en gevreesd moet worden dat het niet lang meer duurt of het woord jihad is in westerse talen een synoniem van islamitische terreur. Jihad figureert namelijk allang niet meer in stukken over de islamitische geloofsleer of godsdienstbeleving, maar eigenlijk alleen nog maar in krantenartikelen over terreur en terrorisme, over haatimams en islamitische oorlogshitsers en over aanslagen en onthoofdingen.
Jihad is kortom een besmet woord geraakt, wat de laatste maanden vooral duidelijk wordt doordat het woord eigenlijk alleen nog maar figureert in samenstellingen die verwijzen naar terreur: van jihadaanslag tot jihadmoord en van het recente woord jihadonthoofding tot jihadterroristen. Kortom, de reputatie van de jihad heeft de laatste jaren vooral ernstig geleden onder het optreden van …, inderdaad, de jihadisten.
Geef een reactie