Niet omdat het semantisch zo interessant is, maar modenomade, dat vandaag in de Telegraaf debuteert, is wel een interessant woord. Spreek het vijf keer achterelkaar uit en je struikelt over je eigen tong.
De modenomade is een van de modieuze types dit najaar. Naast de Oppervrouw, de AvantgarDame, de Glamourboho, de Familieman, de Grafische Man. De Telegraaf schrijft over dit type: ‘De Modenomade draagt behaaglijke stukken als leren jacks, wollen truien, royale sjaals en wijde bandplooibroeken.’ Anders gezegd: in modieus opzicht is de modenomade een eclecticus, iemand die bij verschillende modestijlen shopt.
Qua betekenisstructuur stemt het woord modenomade overeen met andere moderne samenstellingen met nomade, zoals werknomade (iemand die van baan naar baan hopt) en muzieknomade (iemand die van muziekstijl op muziekstijl overstapt, hoewel er ook weleens een reizende troubadour mee wordt aangeduid).
Van Dale definieert nomade nog steeds als een reiziger of zwerver, maar het woord is – in samenstellingen – al ingeburgerd in een figuurlijke betekenis: iemand die steeds van gewoonte, van stijl e.d. verandert, een soort kameleon dus. Al heeft dat woord misschien net een wat te ongunstige bijklank om als synoniem van nomade te kunnen dienen.
Geef een reactie