Als woordenboekmaker moet je je breed oriënteren, dus kijken we ook geregeld naar de media-uitingen – lees: YouTubefilmpje – van de politieke partij DENK. Vandaag publiceerde DENK een filmpje met een ‘lesje in hypocrisie’. Partijleider Kuzu liet de stemming in de Tweede Kamer zien over een motie van CU-kamerlid Segers om tot wetgeving te komen die rijbewijsprostitutie moet verbieden. Tot verontwaardiging van Kuzu stemde onder meer de VVD stemde tegen, waardoor het verbod op rijbewijsprostitutie (voorlopig) van de baan is.
Dat woord, rijbewijsprostitutie, is relatief nieuw. In de kranten hebben we het niet aangetroffen en op internet is het vrijwel alleen in een Kamerstuk te vinden. Wat betekent het?
Rijbewijsprostitutie is een vorm van ruilseks (volgens Van Dale: seks in ruil voor geld of geschenken), waarbij mensen die rijles nemen in natura betalen voor hun rijopleiding. Anders dan de meeste andere courante samenstellingen met het woord prostitutie, die vaak de locatie noemen waar de seks tegen betaling plaatsvindt (auto-, berm-, camper-, raam-, salon-, straat-, tempel-, thuisprostitutie) noemt het eerste deel van rijbewijsprostitutie de tegenprestatie. Dat roept de vraag op of er meer van zulke samenstelling zijn.
Nauwelijks. Broodprostitutie (prostitutie uit armoede) en voedselprostitutie bijvoorbeeld zijn in ons taalgebied vrijwel onbekend. Alleen drugsprostitutie zou je kunnen opvatten als prostitutie in ruil voor drugs, maar meestal wordt met dat woord veeleer prostitutie door drugsverslaafden bedoeld. Aangezien het samenstellingspatroon dat ten grondslag ligt aan rijbewijsprostitutie niet courant is, is de kans klein dat dit woord ingeburgerd raakt. Maar áls het woord onverhoopt toch vaker gebruikt wordt, is het doordat het een relatief onvoorspelbare en daarom verklaringsbehoeftige samenstelling is ook meteen vanuit lexicografisch oogpunt interessant.
Geef een reactie