Kan een journalist of columnist er op eigen houtje voor zorgen dat een woord of uitdrukking uit een andere taal ingeburgerd raakt? Die vraag roept de column op over de Nederlandse identiteit die Ephimenco vandaag in Trouw schrijft. Daarin valt het woord immigrationist op: ‘Een sterk geprofileerde nationale identiteit wordt door immigrationisten en geharde wereldverbeteraars als obstakel gezien voor het ontstaan van de nieuwe mens.’
Immigrationist. In de Nederlandse kranten vind je dit woord nooit, behalve in de columns van Ephimenco. In oktober 2014 typeerde hij een collega al eens als ‘een immigrationist. Iemand die zich door een ideologie van goede bedoelingen laat leiden. Die Europa’s demografisch tekort met nog meer kansloze migranten wil opvangen.’ (28-10-2014) Een week later had hij het over ‘misleidende fabeltjes van immigrationisten’ (4-11-2014). In oktober 2015 noemde hij migratiehistoricus Leo Lucassen een ‘fervent immigrationist’ (31-10-2015) en in september 2016 schreef hij naar aanleiding van de Troonrede (waarin immigratieproblematiek werd aangestipt) dat hij ‘de gebruikelijke storm van verontwaardiging [had] verwacht die dat soort taal bij immigrationisten en wegkijkers doorgaans doet ontstaan’ (22-9-2016).
Als woordenboekmaker kijk je gewoonlijk sinds wanneer, hoe vaak, hoe lang en in hoeveel verschillende bronnen een woord wordt gebruikt om te bepalen of het al dan niet in het woordenboek thuishoort. Als een woord slechts in één bron voorkomt, is dat doorgaans onvoldoende voor opname ervan in het woordenboek. Vanuit dat perspectief zouden we immigrationist vooralsnog kunnen negeren.
Immigrationisme over de taalgrenzen
Toch zijn er redenen om dit woord met een woordenboekmakersoog te blijven volgen. In de eerste plaats is het in het Engels en het Frans wel ingeburgerd. Rond 1850 werd er in het Frans veel geschreven over de gevolgen van immigratie voor de welvaart: ‘Les immigrationnistes auront beau dire qu’ils ne veulent avoir que des immigrants libres, que ce ne sera qu’un leurre,’ schreef een zekere S. Linstant. In het Angelsaksische taalgebied stonden immigrationists en anti-immigrationists ruim een eeuw geleden lijnrecht tegenover elkaar. Zo schreef The American Journal of Sociology in 1920 over ‘much concern shown by anti-immigrationists regarding the dangers of mongrelizing [bastaardering] the American people’.
Kortom, immigrationist is vanuit internationaal perspectief een woord met geschiedenis. Dat het tot dusver in onze taal niet ingeburgerd is, komt wellicht doordat Nederland in het verleden nog niet te maken heeft gehad met massa-immigratie die tot zorgen leidde over mogelijk identiteitsverlies. En bovendien: wat was en is de Nederlandse identiteit überhaupt? Herman Pleij – Ephimenco haalt hem aan – relativeerde ons identiteitsbesef al eens treffend toen hij stelde dat wij zitten ‘met een identiteit, die bestaat uit de afwijzing daarvan’.
Maar dat is het verleden. Anders dan toen zou de tijd nu weleens rijp kunnen zijn voor een verdere verspreiding in onze taal van het woord immigrationist (en anti-immigrationist). Daarom blijven we dit woord in de gaten houden. Dat geldt natuurlijk ook voor immigrationisme, dat sinds de millenniumwisseling eveneens nu en dan in de media kan worden aangetroffen.
Etymologie
Mochten deze woorden ingeburgerd raken – en de politieke en maatschappelijke omstandigheden vormen daarvoor een goede voedingsbodem – en dus in Van Dale moeten worden opgenomen, zal de etymologie ervan bepaald moeten worden. Daarvoor moeten we de introductiegeschiedenis van beide woorden volgen. Hoewel de Engelse invloed op onze taal dominanter is dan die van het Frans, wijst de introductiegeschiedenis van immigrationisme en immigrationist vooralsnog uit dat we deze woorden rechtstreeks uit het Frans hebben geleend (en dus niet via het Engels uit het Frans).
Ten slotte, er wordt soms beweerd dat het woord immigrationisme bedacht is door de Franse filosoof Pierre André Taguieff. Dat is niet het geval: in het Frans komt immigrationisme al in de 19de eeuw voor. Het is echter wel een feit dat in de vroegste vindplaatsen van het woord immigrationisme in het Nederlands (Trouw 2006; De Groene 2009) steeds ook de naam Taguieff figureert. In die vroegste vindplaatsen zijn ook de bouwstenen voor een rudimentaire definitie van immigrationisme te vinden: ‘de gedachte dat immigratie per definitie iets goeds is en daarom geen regulering behoeft’.
2 reacties