‘Energiedwergen laten zich gelden in Spanje’, kopt het Algemeen Dagblad vandaag. Daarmee maakt energiedwerg zijn debuut in de krant. Op internet is het woord al wel een of twee keer eerder aangetroffen. Heel erg interessant is energiedwerg op het eerste gezicht niet: het is een samenstelling volgens een productief procedé, want hij past zo in het rijtje oliedwerg, kolendwerg en aardgasdwerg, waarvan u de betekenis waarschijnlijk ook zo wel weet: het zijn de tegenhangers van pendanten met reus en gigant: oliereus, kolenreus, aardgasreus en energiereus.
Energiedwergen zijn dan ook kleine energiebedrijven. Wat die dwergen wat interessanter maakt, is dat ze niet zomaar klein zijn, het zijn kleine duurzame bedrijven. Ze zijn, met andere woorden, kleinschalig, ze opereren lokaal of regionaal en ze zijn zo groen als spinazie in de vroege lente. Dat maakt ze sympathiek. Bij dat gevoel past het woord dwerg eigenlijk niet zo goed. Of wordt dwerg langzamerhand juist een woord met een positieve bijklank?
Geef een reactie