Minder studenten Nederlands?

geplaatst in: Taalnieuws | 0

BNR bericht vanmorgen dat het aantal studenten Nederlands in krap tien jaar tijd is gehalveerd en wil weten hoe dat komt. Vanochtend mochten Marc van Oostendorp en ik daar op de zender iets over zeggen.

Er zullen ongetwijfeld diverse oorzaken zijn voor de tanende populariteit van de geesteswetenschappen in het algemeen en de studie Nederlands in het bijzonder. Economische motieven zullen daarbij wellicht een rol spelen, zoals het idee (in sommige gevallen de misvatting) dat afgestudeerde neerlandici minder verdienen dan de eerste de beste bedrijfskundige. Ook de beeldvorming ten aanzien van de Nederlandse taal is op dit moment niet onverdeeld gunstig. Daar is de overheid mede debet aan. Die overweegt het Engels als primaire academische taal te institutionaliseren. Een neveneffect daarvan kan zijn dat het Nederlands in academische kringen de status van ‘tweederangstaal’ of thuistaal krijgt.

Taal is dé bindende factor

Dat lijkt me niet bevorderlijk voor de sociale cohesie in onze toch al tamelijk verdeelde maatschappij. Het Nederlands is de bindende factor tussen mensen die binnen onze (de Nederlandse, deels ook de Belgische en de Surinaamse) landsgrenzen wonen. We kunnen verschillende religies of politieke partijen aanhangen, de een kan van Ajax houden, de ander van Feijenoord, je kunt een voorliefde hebben voor Beethoven of voor Frans Bauer, je kunt voor het koningshuis zijn of je kunt republikein zijn – in al die zaken kunnen mensen die samen één volk vormen, verschillen. Het Nederlands overstijgt die verschillen, onze taal is de bindende factor die ervoor zorgt dat we onderlinge verschillen in elk geval met elkaar kunnen bespreken. We hebben het Nederlands hard nodig om het hartgrondig met elkaar oneens te blijven of om het met elkaar eens te worden.

Een aangeleerde en veelal slechts functioneel beheerste taal volstaat niet voor die wezenlijke communicatie. Je hebt een taal in haar volle rijkdom en subtiliteit nodig om adequaat met elkaar te kunnen praten, kennis te delen, gevoelens te verwoorden, elkaars emoties werkelijk te doorgronden. Alleen zo’n ‘eigen’ taal – in ons geval het Nederlands – beheers je actief en passief tot in de finesses. Alleen al om die reden zou de overheid er goed aan doen de kennis van het Nederlands te stimuleren, net als de kennis van de cultuuruitingen in die taal, variërend van oude volksverhalen tot smartlappen, van heldendichten tot rapteksten, van de lichtvoetigste liefdeslyriek tot de zwaarmoedigste verhalen voor bij de centrale verwarming.

Zinvol moedertaalonderwijs

Wie zijn moedertaal in heel haar complexiteit beheerst, is niet alleen beter in staat om op adequate wijze kennis te delen en gevoelens te uiten, maar kan ook in die taal denken. Gedachten ontwikkelen is gedachten verwoorden, maar ook voor het delen van gedachten is een eigen, tot in de finesses beheerste taal essentieel. Verwaarlozing daarvan brengt het risico met zich mee dat het hebben en ontwikkelen van ‘diepere gedachten’ en het verwoorden daarvan minder vanzelfsprekend wordt. Daarom is gedegen en zinvol moedertaalonderwijs zo belangrijk.

Zinvol moedertaalonderwijs: wat is dat eigenlijk? Kijk ik naar onze kinderen (19, 16 en 14) – de oudste is vorig jaar summa cum laude geslaagd in drie profielen (NT/NG/EM) van het gymnasium met als laagste cijfer een acht voor Nederlands, de tweede doet volgend jaar gymnasiumexamen en scoorde in de vijfde klas met ‘slechts’ een acht voor Nederlands eveneens beter voor de andere vakken, de jongste gaat naar de derde klas van het gymnasium en scoort voor Nederlands op dit moment lager dan voor Latijn, Grieks, Frans en Duits en de meeste andere vakken – dan zie ik weinig enthousiasme voor het vak Nederlands. Thuis zijn ze weliswaar veel met taal bezig: er wordt veel gelezen en herlezen, er wordt behoorlijk wat geschreven (o.a. voor de schoolkrant), er wordt keihard op elkaars taalgebruik gereageerd. Waarom vertaalt zich die taalvaardigheid niet in enthousiasme voor het schoolvak Nederlands?

Ik denk dat dit komt doordat Nederlands op het VWO als een soort ondersteunend vak wordt gegeven en getoetst. Leerlingen leren tekstverklaren, samenvatten en schrijven, mede om een goed profielwerkstuk voor een ander vak te kunnen schrijven. Dat is belangrijk natuurlijk, maar ik vrees dat leerlingen op die manier niet het ‘plezier in de tekst’ – al dan niet scheppend proza en poëzie – wordt bijgebracht: de verbazing over de rijkdom van de taal, de subtiliteit ervan, het wonder dat taal de verbeelding op gang kan brengen en je in gedachten kan verplaatsen in een andere persoon (waardoor je empathie ontwikkeld) of mee kan voeren naar een andere wereld. Juist door dat plezier in taal, in tekst – en dat hoeft niet altijd hogere literatuur te zijn – kan het Nederlands een essentieel onderdeel worden van iemands persoonlijke identiteit, van onze gezamenlijke culturele identiteit en van onze groepsidentiteit.

Het Nederlands zelf is nog altijd fris en fruitig

Gelukkig is het Nederlands zelf nog wel levendig, dynamisch, veerkrachtig en vooral mooi (soms mooi van lelijkheid). Zo komen er dagelijks nieuwe woorden en uitdrukkingen bij. Gisteren bijvoorbeeld bedacht iemand in de krant het woord strooifiets, vandaag debuteert in een andere krant het woord sleuteltoerisme. In de media maken dagelijks nog altijd zo’n vijf nieuwe woorden hun opwachting. Regenboogtaal, steenaccu, opiniemisdrijf, schoenendooskunde, ontstrakken, cybercrimekamer, fipronilei – het is maar een greep uit de woorden die de afgelopen dagen voor het eerst in een media figureerden. We zijn nog altijd in staat om zulke, soms mooie, soms lelijke woorden te maken én te interpreteren om de wereld om ons heen te benoemen, te begrijpen en te bespreken. En om er prachtige teksten mee te maken: gedichten, liedteksten, romans, gedichten, woordgrappen, reclameslogans en soms zelfs een spannende beleidstekst.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *