Het Algemeen Dagblad schrijft vandaag over de Russische militaire oefening Zapad en ergens in het artikel klinkt ‘de lijvige stem van een Wit-Russische officier’.
Lezen we dat goed? Een lijzige stem is normaal Nederlands, maar een lijvige stem?
De Dikke Van Dale geeft bij het trefwoord lijvig vijf betekenissen – corpulent, dik, omvangrijk, gebonden (van vloeistoffen) en rijk aan zouten en extractstoffen – maar geen woord over geluiden of geluidsbronnen die lijvig kunnen zijn.
Kun je dat dan wel zeggen: een lijvige stem?
Blijkbaar, want in februari van dit jaar schreef Trouw over de stevig gebouwde Britse zanger Rory Graham ook al dat hij ‘is gezegend met dito lijvige stem’.
Oké, dat kan nog, want in het Trouw-citaat fungeert lijvig als een soort metafoor: zoals de zanger volumineus is, zo is zijn stem dat ook. (Mooi nummer trouwens!)
De vorige keer dat er in een krant sprake is geweest van een lijvige stem, dateert uit 1992. Toen gaf het Limburgsch Dagblad hoog op over ‘de lenigheid van de lijvige stem’ van bariton Andreas Becker.
In een roman van H.C. ten Berge (De jaren in Zeedorp, 1998) werd ook de stem van zangeres Sarah Vaughan ook al eens getypeerd als een ‘diepe lijvige stem’.
Zo laat een lijvige stem zich identificeren als een volumineuze stem. Een stem als van een (opera)zanger of -zangeres.
Terug nu naar de Wit-Russische officier. Hoe klonk zijn stem? Melodieus? Als de stem van Rory Graham uit het Trouw-artikel? Of had de officier gewoon een volumineuze, luide of doordringende stem?
Arnoud van den Eerenbeemt
In elk geval beter dan ‘aflijvig’ = ‘dood, overleden, gestorven’, aldus http://anw.inl.nl/article/aflijvig. Ik lees daar ook: aflijvige levende = uit de dood verrezen wezen, levende dode, ondode, zombie.