Parkstad wil zijn daken gaan vergroenen, schreef De Limburger onlangs (5 mei 2018):
De zogeheten vijfde gevels in de stad moeten aantrekkelijker worden gemaakt voor de mensen die erover uitkijken.
Vijfde gevel is een metafoor die je de laatste jaren steeds vaker aantreft in de media, maar deze metafoor is bepaald niet nieuw. Op 25 mei 1925 stond in een artikel over bouwkunde in Twents Dagblad Tubantia en Enschedese courant:.
De ruimte-elementen van een bouwwerk worden begrensd door gevels, en de voornaamste compositie-elementen van een gevel zijn muurvlakken en muuropeningen. De materialen, de bouwelementen dus, komen pas op de tweede plaats; het dak daarentegen, de afdekkende, de vijfde gevel zou men het kunnen noemen, is in vele gevallen weer een zeer belangrijke factor.
De uitdrukking vijfde gevel is naar verluidt een vertaling van cinquième façade, een term die – zo wordt algemeen aangenomen – door de Zwitsers-Franse architect en stedenbouwkundige Le Corbusier (1886-1967) is gemunt. In onze taal heeft vijfde gevel er bijna een eeuw over gedaan om algemeen gangbaar te worden. Nu het een courante uitdrukking is, die geregeld opduikt in kranten en tijdschriften, verdient vijfde gevel het om vermeld te worden in het woordenboek.
Als het dak de vijfde gevel wordt genoemd, is het niet onlogisch de vloer van een gebouw de zesde gevel te noemen, zeker niet als het gaat om bouwwerken, zoals sommige van Le Corbusier zelf, die ‘op poten’ staan, waardoor er ook een aanblik van de onderkant van het gebouw is. Een voorbeeld daarvan is Villa Savoye in Poissy:
In tegenstelling tot vijfde gevel is zesde gevel echter vooralsnog allesbehalve courant.
Vond u dit artikel interessant? Sponsor de Taalbank dan veilig via Ideal of Paypal!
Geef een reactie