Onder de kop ‘Verzet tegen de olieboerenislam’ schrijft Eildert Mulder vandaag in Trouw over een oproep van Tunesische imams om de hadj te boycotten:
De predikers vinden de kosten die de Saudiërs berekenen voor Mekkagangers belachelijk hoog. Ze vrezen dat veel geld bestemd is voor bommen tegen Jemen. De hadj als financiering voor een oorlog, nog wel tegen een moslimland, dat kan niet volgens de imams. Ze wijzen verder op de armoede in Tunesië en willen ook toeristische reizen naar het buitenland tegengaan zodat rijkaards hun geld vaker gaan uitgeven in eigen land.
Opvallend is dat het bezwaar tegen de pelgrimsbelasting (in het Engels: haj tax) afkomstig is van ‘orthodoxe soennitische imams’, die blijkbaar de oorlog van Saudi-Arabië tegen het overwegend sjiitische buurland Jemen afkeuren.
Olieboerenislam maakt vandaag zijn debuut in onze taal. Is het een variant op het bekendere woord olie-islam of heeft het een andere betekenis?
Om dat te kunnen vaststellen, moeten we eerst olie-islam nader beschouwen.
Olie-islam is in 2001 in onze taal bekend geworden dankzij Ayaan Hirsi Ali. Het woord speelde jaren later een rol in een discussie over de nikaab. Femke Halsema, die vandaag burgemeester van Amsterdam (en daarmee ook een beetje burgemeester van Nederland en dus ons aller burgermoeder) wordt, nam destijds stelling tegen de nikaab:
Ik vraag dan: waarom draag je een niqaab? Zij stelt dat ze zo uiting geeft aan haar liefde voor God. Dat kán; daar blijf ik als ongelovige buiten. Maar zij stelt ook dat haar manier van leven noodzakelijk is om `de drift van mannen te beperken’. Dát is een argument dat ik nauwelijks kan verdragen. (De Gelderlander, 15-5-2014)
Halsema is (of was althans destijds) van mening dat het dragen van de nikaab in de islamitische geloofsgemeenschap wordt verspreid door ‘wat zij de olie-islam noemt’, schreef De Gelderlander.
Olie-islam is in het Nederlands terechtgekomen als vertaling van petro islam. Die Engelse term is vermoedelijk in de jaren zeventig gemunt door de (van huis uit sjiitische) Libanees-Amerikaanse Stanford-wetenschapper Fouad A. Ajami (1945-2014). Onder petro islam verstond hij de fundamentalistische islam, die de inkomsten uit de oliewinning gebruikt voor de politisering van de islam, de islamisering van de politiek en in feite de algehele islamisering van de maatschappij of misschien wel de hele wereld:
There has been adverse comment about the Islamization. An Arab observer has called it “petro-Islam,” and Hanif Ramay (…), said that the type of Islamic system being introduced was “nothing short of theocracy.” (Asian Survey, 1979).
Olie-islam is synoniem met woestijnislam, dat al wel in Van Dale staat en daarin wordt gedefinieerd als ‘rigide vorm van de islam, zoals die m.n. op het Arabisch Schiereiland beleden wordt’.
Olieboerenislam doelt in essentie op dezelfde fundamentalistische vorm van de islam, maar benadrukt de materialistisch-theocratische kant van de Saudi-Arabische gelovigen (de ‘olieboeren’), die namelijk hun olie-inkomsten gebruiken om de fundamentalistische variant van de islam te verspreiden, bv. door de financiering van salafistische moskeeën, en zo uiteindelijk een (wereldwijde) theocratie te vestigen..
Definitie
olieboerenislam (m, g.mv.) rigide vorm van de soennitische islam zoals die beleden wordt op het Arabisch Schiereiland en die vandaaruit – gefinancierd door de olie-inkomsten – wordt verspreid, synoniem olie-islam, woestijnislam
Geef een reactie