Volgens de Dikke Van Dale is het woord brunette sinds 1720 courant in het Nederlands. Onze voorouders hebben het woord uit het Frans overgenomen, waarin het al veel ouder is. Het is met het verkleinwoorden vormende achtervoegsel –ette gevormd van het woord brun (bruin).
Tegenwoordig wordt brunette gewoonlijk gebruikt ter aanduiding van vrouwen met (donker)bruin haar. Zo flirtte Louis van Gaal gisteren voor het oog van de natie met de presentatrice van het programma Zomergasten, Janine Abbring, toen hij haar typeerde als een (aantrekkelijke) brunette. Zelfs op onze zwart-wittelevisie zagen we dat Abbring moest blozen.
Vroeger werd brunette ook wel gebruikt ter aanduiding van een vrouw met een donkere (mediterrane) huidskleur en/of met koolzwarte ogen. Dat verklaart meteen waarom gipsy (nu een fancy naam voor een bohotype, maar vroeger de aanduiding van een zigeunerin, tegenwoordig een Roma- of Sintivrouw of -meisje) lange tijd in omloop was als synoniem van brunette. De associatie van bruin met zwart is overigens goed verklaarbaar: bruin betekende lang geleden, tot in de 17e eeuw, donker of zelfs zwart. Zo dichtte Joost van den Vondel in 1637 over de (zwarte) nacht, die hij als ‘bruinette’ aanspreekt:
Bruinette, ick zal my aan uw schoonheit niet vergapen.
Uw krans van mankop sluit om ‘t suizebollend hooft.
De zwartheit van uw kleet geen licht van starren dooft
De kloot uw elboogh stut. uw oogen moeten slapen.
Twee kinders, van den slaap verwonnen, en verkracht,
De nachtuil en de muis verbeelden my den Nacht.
Dat bruinette bij Vondel een dubbele betekenis heeft waardoor de nacht de gedaante van een (verleidelijke) vrouw kan aannemen, komt overigens naar voren uit zijn woordspelige gebruik van het werkwoord vergapen: Vondel suggereert daarmee dat hij zich niet verbaast over haar schoonheid (hij vergaapt zich niet aan haar) én dat hij door haar de slaap niet vat (hij gaat niet van haar staan gapen).
Voordat een (knappe) bruinharige vrouw in onze taal naar Frans voorbeeld brunette genoemd ging worden, werd zij met andere namen aangeduid. Aanvankelijk, in de 16e eeuw, werd het Franse woord brunette vernederlandst, blijkt uit de volgende passage uit een lied (gezongen op de wijs van ‘Grande Matresse’) in het Nieu Aemstelredams Liedboek (1591):
De Nachtegael in ‘t wilde
Princesse amoureus,
Gaet segghen tot mijn beminde,
Ick coem terstont by heur
Pourtant que je suis bruynette
Viveray-je en langeur.
Gaet segghen tot mijn beminde
Ick com’ terstont by heur,
Savonts in de Mane schijn
De Franstalige versregel waarin de vernederlandste vorm bruynette voorkomt, verwijst naar het destijds bekende vers ‘Pourtant que je suis brunette’ van de Franse hofdichter Clément Marot (1497-1554), waarin met die brunette een nachtegaal bedoeld kan zijn. Ook vrouwen werden destijds echter geregeld als bruinette aangeduid. Hoewel het Franse leenwoord brunette in de 17e eeuw zeker niet incourant was in onze taal, was de verbastering bruinette destijds minstens even gewoon.
Hoewel brunette in de 19e eeuw de vernederlandste vorm bruinette vrijwel helemaal heeft verdrongen, is bruinette ook weer niet helemaal in onbruik geraakt. Zo is deze taalvorm nog altijd in gebruik in de paardensport, waarin een bruin paard soms Bruinette wordt genoemd. Van Dale labelt bruinette inmiddels als een verouderd synoniem van brunette.
Geef een reactie