In 1919 publiceerde de Groningse historicus Johan Huizinga (1872-1945) zijn magnum opus Herfsttij der Middeleeuwen. Huizinga beschrijft hierin de cultuur van Frankrijk en de Lage Landen in de veertiende en vijftiende eeuw als de decadente nabloei van een eerdere bloeitijd (de Hoge Middeleeuwen).
Herfsttij der Middeleeuwen mag dan een historisch werk heten, de poëtische titel geeft meteen ook aan dat het werk tot de schone letteren wil behoren. Herfsttij der Middeleeuwen is dan ook geen droog geschiedenisboek, maar een ondergangsverhaal dat leest als een roman.
Het woord herfsttij is ten tijde van het verschijnen van Huizinga’s boek zo onbekend, dat het niet eens in Van Dale staat. Huizinga maakt het woord in één klap bekend en geeft het meteen ook de figuurlijke betekenis waarin het vervolgens courant wordt: ‘nadagen’ oftewel ‘laatste levensfase’, die overigens pas in 1999 in de Dikke Van Dale expliciet wordt beschreven.
Tegenwoordig herinneren toespelingen van het type ‘herfsttij van de koude oorlog’, ‘herfsttij der moderniteit’, ‘herfsttij der provinciale politiek’ en ‘herfsttij der seventies’ nog steeds aan Huizinga’s boektitel.
Geef een reactie