Als je er oog voor hebt, heeft de eekhoorn een intrigerende naam. Wat is een eek eigenlijk en vinden sommige mensen soms dat de oortjes van dit dier in de verte lijken op hoorntjes?
Over de herkomst van het woord bestaat in elk geval nogal wat onzekerheid. Wel staat vast dat de naam van dit dier in de middeleeuwen zijn entree in onze taal maakte in de vorm ecorn of eencoren. In het eerste deel daarvan moeten we de naam herkennen van de loofboom die nu eik wordt genoemd.
Al leeft de eekhoorn ook weleens in andere bomen en al wordt het eerste deel van zijn naam door anderen soms ook wel in verband gebracht met een voor-Germaanse taalvorm voor ‘snel bewegen’, in de beleving van onze voorouders stond in elk geval vast dat eek in eekhoorn de naam van de genoemde boom is. Dat kun je afleiden uit het feit dat het dier hier en daar namen kreeg waarin de boomnaam eveneens figureert, zoals eekkat (Duits Eichkätzchen) en eikpoes.
Het tweede deel van ecorn wordt meestal in verband gebracht met (oude) namen van kleine knaag- en roofdieren in andere talen. Zoals het Latijnse woord viverra (fret), dat verwant is met een Germaanse taalvorm uer (wezel of eekhoorn). Pas aan het einde van de middeleeuwen kreeg dat laatste woorddeel zijn huidige vorm, door een volksetymologische herinterpretatie van orn als hoorn, mogelijk doordat het laatste woorddeel van ecorn geassocieerd werd met de naam van een mythologisch dier: de eenhoorn.
Geef een reactie