Gaan we vanaf soms nu elke week een nieuwe samenstelling met het automerk Tesla verwelkomen in onze taal? Vorige week signaleerden we al het woord tesla-elite, vandaag heeft Elsevier Magazine het over teslasocialisme.
Aanleiding is het Amsterdamse plan om op relatief korte termijn alle diesel- en benzinevoertuigen uit het hoofdstedelijke straatbeeld te verbannen. Dat pakt misschien goed uit voor welgestelde grachtengordeldieren, maar niet voor Jan met de pet. Die kan zich helemaal geen dure stekkerauto permitteren:
Wie met moeite een tweedehandsauto bij elkaar spaart, kan zich vermoedelijk over tien jaar ook geen elektrische auto veroorloven, om nog maar te zwijgen van kleine ondernemers die hun busjes moeten vervangen. Wrang dat dit teslasocialisme juist de traditionele achterban van Dijksma’s Partij van de Arbeid zal treffen.
Teslasocialisme is een generoniem (een afleiding van of samenstelling) met een merknaam en mag, nee moet daarom net als teslabonus en tesla-elite met een kleine letter worden gespeld.
De betekenis van teslasocialisme zal wel meteen duidelijk zijn voor wie het woord tesla-elite al kent: de maatschappelijke elite die zich de kosten kan permitteren van de energietransitie en andere maatregelen ter bescherming van het klimaat en het milieu. Je zou die teslasocialisten op grond van hun vermogenspositie trouwens ook prima teslakapitalisten kunnen noemen, ware het niet dat ze stemmen op partijen die vroeger opkwamen voor de gewone man en daarom ooit socialistisch werden genoemd.
Definitie
teslasocialisme (het, g.mv.) (ongunstig) elitaire maar zich als socialisme typerende politieke stroming die niet zozeer de verwezenlijking van de traditionele sociale idealen (spreiding van de welvaart, volksverheffing) nastreeft, als wel beoogt de samenleving duurzaam en klimaatneutraal te maken, zelfs al gaat dat ten koste van sociale rechtvaardigheid en gelijke kansen voor gewone mensen
Geef een reactie