In Trouw maakt vandaag het woord apartheidsangst zijn debuut, maar wat er precies mee bedoeld wordt, wordt niet helemaal duidelijk. Daarom moeten we het maar eens hebben over het woord plaasmoord, dat eveneens in het artikel figureert, onder meer in de meervoudsvorm plaasmoorde.
Plaasmoord is een Afrikaans woord, dat eigenlijk al wel zo ingeburgerd is in onze taal dat het als Afrikaans leenwoord in de Dikke Van Dale moet worden vermeld. Plaasmoord wordt in het Groot Woordenboek Afrikaans en Nederlands omschreven als ‘moord bij een overval op een boerderij’. Als we het woord in de Dikke Van Dale opnemen, moet er eigenlijk iets aan die definitie worden toegevoegd, anders is ze te algemeen voor een Nederlands woordenboek: ‘moord bij een overval op een boerderij van een (veelal) blanke boer in Zuid-Afrika’.
Als plaasmoord een officieel Nederlands woord wordt, zijn we in onze taal meteen ook af van het Afrikaanse meervoud plaasmoorde, want het meervoud van het Nederlandse woord plaasmoord luidt gewoon plaasmoorden.
Plaasmoord is samengesteld met plaas, dat specifiek ‘boerderij (in Zuid-Afrika)’ betekent. Plaas is in de 17de eeuw overgenomen uit het Nederlands. Daarin had plaats vroeger onder meer de betekenis ‘buitenplaats’, maar ook ‘hoeve’ of ‘boerderij’. Die betekenis heeft ons woord plaats nu niet meer, althans niet in de algemene taal. In het Afrikaans is plaas in de betekenis boerderij echter productief geworden. Behalve plaasmoorde kent het Afrikaans woorden als plaasaanval, plaasbotter (boerenboter), plaaseier (scharrelei) en plaashuis (boerderij). De grappigste samenstelling met plaas is plaasjapie, dat zoiets als ‘boertje van buut’n’ betekent. Jammer dat we dát woord niet in plaats van plaasmoord als leenwoord aan onze woordenschat kunnen toevoegen.
Definitie
plaasmoord (de, -en) moord bij een overval op een boerderij van een blanke boer in Zuid-Afrika, ontleend aan het Afrikaans, waarin plaasmoord een samenstelling is van plaas (boerderij) en moord
Geef een reactie