De Belgische zakenkrant De Tijd schrijft vandaag over de taal van centrale bankiers:
Centraal bankiers, het zijn de koningen van het omfloerst taalgebruik. Je gaat een centraal bankiers nooit het woord ‘beurscrisis’ horen gebruiken, wel ‘turbulenties’. Wat wij ‘Donald Trump’ noemen, omschrijven bankiers als ‘geopolitieke onzekerheid’.
De Tijd heeft het dan ook over:
En adviseert:
Zeg niet: ‘mijn prognoses trekken op niks’. Zeg wel: er zit een grote mate van floccinaucinihilipilificatie in mijn voorspellingen.
Altijd scoren, natuurlijk, zo’n lang woord, maar nieuw is het bepaald niet, althans niet in het Engels. Floccinaucinihilipilification schijnt al in 1741 bedacht te zijn om een recordlang woord in het woordenboek te krijgen.
Dat laatste is in elk geval gelukt, want floccinaucinihilipilification staat in de Oxford English Dictionary ter aanduiding van de gewoonte om handelingen of woorden onbeduidend te vinden of te doen schijnen. Het is gevormd door vier Latijnse woorden (flocci, nauci, nihili, pili) die elk ‘voor niets’ betekenen aan elkaar te koppelen en met het achtervoegsel –fication tot één woord te vormen. De OED geeft de volgende verklaring voor het ontstaan van het woord:
The Latin elements were listed in a well-known rule of the Eton Latin Grammar.
Floccinaucinihilipilificatie stond slechts één keer eerder – als merkwaardig Engels woord – in een Nederlandse krant. De kans dat het woord courant is, lijkt miniem: de belangrijkste faalfactor van floccinaucinihilipilificatie is dat het woord niet of nauwelijks uit te spreken is.
Definitie
floccinaucinihilipilificatie (de, g.mv.) gewoonte om handelingen of uitspraken onbeduidend te vinden of te doen schijnen
Geef een reactie