Christiaan Weijts schrijft vandaag in NRC Next een licht geïrriteerde column over de berichten om het basisonderwijs te vernieuwen. Die vernieuwing komt neer op het aanbieden van weetjes op het gebied van statistiek, burgerschap, gezondheid en de Engelse taal. Zo zullen de kinderen goed voorbereid zijn op het datatijdperk dat op het punt van aanbreken staat. Althans, dat denken de mensen die het schoolcurriculum opstellen:
De curriculumbouwers zijn doodsbang voor de toekomst. In blinde paniek bewapenen ze onze kinderen met een heel arsenaal aan speculatieve toekomstvaardigheden.
De columnist is het duidelijk niet eens met de ontwikkelaars van het leerplan, die hij curriculumbouwers noemt:
Niemand weet welke kennis en vaardigheden er in de toekomst nodig zijn. Waar je leerlingen mee helpt is ze een basis geven om dat onbekende tegemoet te gaan. De moed om, tegen alle feiteloosheid in, te vertrouwen op hun elementaire kennis, hun intellect, hun speelse vindingrijkheid.
Natuurlijk heeft Weijts gelijk, maar daar hebben we het verder niet over. We willen het hebben over het woord curriculumbouwer. Dat zette ons namelijk even op het verkeerde been. Dat komt doordat het ons in eerste instantie herinnerde aan de samenstelling cv-bouwer. Nee, geen bouwer van een cv-installatie, maar iemand die hard werkt aan een mooi curriculum vitae oftewel cv. Curriculum verwijst immers wel naar een ‘samenhangend geheel van studieonderdelen die samen een opleiding vormen’, maar is tevens een verkorting van curriculum vitae. Sterker nog, in de omgangstaal wordt met curriculum vaker een cv bedoeld dan een leerplan.
Niettemin is curriculumbouwer een welgevormde samenstelling, die in de verte wel nog herinnert aan de Engelse term curriculum builder, waarmee dus weer wel iemand wordt bedoeld die aan zijn cv werkt.
Definitie
curriculumbouwer (de, -s) iemand die het curriculum van een cursus of opleiding bepaalt, synoniem leerplanontwikkelaar
Geef een reactie