In haar column in Het Parool reageert Karin Spaink vandaag op de nieuwe wereld waarin wij sinds de corona-uitbraak leven en die sinds een paar weken de anderhalvemetereconomie heet. Zij stoort zich niet zozeer aan die anderhalve meter afstand houden, als wel aan iets ander, namelijk de just-in-time-economie. Ze stoort zich daar zelfs zo aan dat ze er meteen maar een nieuw woord voor heeft bedacht:
Die anderhalve meter interesseert me niet meer zo. Die nippertjeseconomie is het probleem.
Nippertjeseconomie is samengesteld met het woord nippertje uit de vaste verbinding op het nippertje, dat precies op tijd of misschien zelfs vaker net op tijd betekent. Nippertjeseconomie zou je dan ook een creatieve vertaling van just-in-time-economie kunnen noemen. Maar het woord is niet alleen een creatieve vertaling, het benadrukt ook het risico van de de bedoelde economie, omdat de woordcombinatie op het nippertje doorgaans wordt gebruikt in contexten waarin iets maar net goed gaat.
Definitie
nippertjeseconomie (de, g.mv.) economie die berust op een manier van produceren en transporteren waarbij grondstoffen en goederen niet of slechts in beperkte hoeveelheden in voorraad worden gehouden, maar steeds precies op tijd, dus vlak voordat ze nodig zijn, worden geleverd
omer vandeputte
just-in-time-economie (jit)