Nederland gaat met Duitsland, Frankrijk en Italië op vaccinjacht’, schreef het Algemeen Dagblad begin juni 2020. Een paar weken eerder had de Belgische krant De Tijd over een ‘geopolitiek vaccingevecht’, dus we waren al enigszins voorbereid op ongebruikelijke nieuwe samenstellingen met het woord vaccin. Als je dat als eerste woorddeel aantreft, is het meestal in brave, een tikje saaie woorden als vaccinontwikkeling en vaccinproef. Maar sinds de corona-uitbraak is alles anders, ook op het gebied van vaccinontwikkeling. Want half juni schreef de Belgische krant De Morgen dat er een heuse vaccinwedloop gaande is. Zo ongeveer alle farmaceuten, gentech- en biotechbedrijven werken dag en nacht aan de ontwikkeling van een vaccin om de wereld definitief uit z’n coronalockdown te halen.
Ook landen blijken zich in de strijd te hebben gemengd, want van daag schrijft de eveneens Belgische krant De Standaard over vaccinnationalisme: De Verenigde Staten strooien namelijk met miljarden dollars om de ontwikkeling van coronavaccins te versnellen, maar vraagt daarvoor in ruil wel voorrang bij levering van het vaccin zodra dat beschikbaar is. Tegen die ‘eigen volk eerst-gedachte’ komt nu onder meer de WHO in het geweer:
een rist internationale instellingen, waaronder de Wereldgezondheidsorganisatie en Cepi (een instituut dat zich toelegt op het voorkomen van epidemieën) (…) ]hopen] een dam op te werpen tegen het vaccin-nationalisme.
Niet alleen vanuit het oogpunt van vaccin, maar ook vanuit het standpunt van nationalisme is vaccinnationalisme een opvallende samenstelling. Je komt weleens samenstellingen als voedsel-, water- of energienationalisme tegen in de krant, maar heel gewoon zijn ze niet: zulke samenstellingen waarin nationalisme vooral staat voor bevoordeling van de eigen natie. Waarschijnlijk is vaccinnationalisme dan ook een gelegenheidswoord.
Definitie
vaccinnationalisme (het, g.mv.) bevoordeling van de eigen natie bij de ontwikkeling en aanschaf van vaccins
Geef een reactie