Afgelopen weekend mochten een paar VVD-prominenten in NRC Handelsblad een ‘open brief’ aan premier Mark Rutte publiceren. Aanleiding voor de brief was de beslissing om een karige 100 vluchtelingen uit het verwoeste opvangkamp Moria op te nemen. De VVD’ers vonden die beslissing getuigen van Hollandse bekrompenheid en zunigheid en bovendien moreel onjuist. Ze schreven:
De ultieme toets voor een politicus is de bloostest: als je een verhaal niet zonder blozen kan vertellen thuis aan de keukentafel aan partner en kinderen, moet je het niet willen vertellen.
Dat woord bloostest kom je niet vaak in de krant tegen, maar het is niet helemaal nieuw. Je treft het een enkele keer aan wanneer iemand – meestal een bestuurder van een groot bedrijf – ter verantwoording wordt geroepen. De herkomst van het woord is onduidelijk, maar waarschijnlijk komt het uit de koker van de voormalige VVD-bewindspersoon Pieter Winsemius. Tijdens een lezing over duurzaam beleggen in 2007 adviseerde hij zijn gehoor de bloostest te doen als ze twijfelden over een investeringsbeslissing:
Als je er aan de keukentafel over kunt praten zonder te blozen, dan is het ethisch waarschijnlijk wel verantwoord.
Het was niet de eerste keer dat het woord bloostest in de media opdook. Dat gebeurde namelijk al in 1992. Bij de oprichting van de Postcodeloterij was er gedoe over vergoedingen en een van de bestuurders, alweer Pieter Winsemius, zei toen:
Wij kunnen moeiteloos de bloostest doorstaan.
Waarschijnlijk is bloostest dankzij Pieter Winsemius een min of meer courant woord geworden, althans binnen VVD-kringen. Hoe dan ook bewijst het recente gebruik van dit woord, dat het woord nog altijd behoort tot het taalreservoir van liberale politici.
Definitie
bloostest (de, -s) test om te bepalen of een politiek besluit moreel verantwoord is, uitgevoerd door je af te vragen of je het zonder te moeten blozen aan je familie en vrienden zou kunnen vertellen
Geef een reactie