Door de recente avondklokrellen konden kranten wat oude woorden voor relschoppers afstoffen: onruststoker en -zaaier, oproerkraaier, raddraaier, ordeverstoorder en stenengooier. Daarnaast is er nog altijd een rits archaïsche namen voor relschoppers, zoals revolteur, muiteling, wederspanner en wederspanneling, roervink en oproervink, woel- en tuimelgeest en – herinnert u zich deze nog? – stokebrand.
Maar het relschoppen levert ook nieuwe woorden en uitdrukkingen op, zoals rwinazetter en herreszetter, die vooral op bepaalde sociale media rondzingen. Ze zijn gebaseerd op uitdrukkingen uit de straattaal, zoals ‘rwina zetten’ (rotzooi trappen; ) en ‘herres gooien/zetten’ (idem), die gevormd zijn met Nedermarokkaanse woorden rwina (chaos – er is een verband met ons woord ruïne) en herres (chaos, eigenlijk: kapot).
Interessant aan deze woorden is dat ze niet alleen door allochtone jongeren worden gebruikt, maar ook door jongeren van wie de voorouders al eeuwen geleden uit de Hollandse klei getrokken zijn. Dat betekent dat de kans groot is dat deze woorden op den duur wat algemener ingeburgerd raken. Rwina en herres zijn dat trouwens al.
Definitie
rwina (de, g.mv.) (straattaal) puinhoop, rotzooi, Marokkaans-Arabisch ‘chaos’, gaat via Spaans ruina terug op Latijn ruina (bouwval)
rwinazetter (de, -s) (straattaal) rotzooitrapper, relschopper
herres (de, g.mv.) (straattaal) chaos; Marokkaans ‘kapot’
herreszetter (de, -s) (straattaal) rotzooitrapper, relschopper
Geef een reactie