Trouw schrijft vandaag over mensen die zich bij de covidpriklocaties melden met het verzoek in aanmerking te komen voor vaccinatie met vaccin dat aan het einde van de prikdag overgebleven is:
Die overschietende vaccins moeten eerst gebruikt worden voor personeel van de priklocaties, zo is afgesproken met het ministerie van volksgezondheid. Omdat het priktempo omhoog moet, komen er veel nieuwe medewerkers bij. Pas daarna komen mensen uit risicogroepen aan de beurt voor een restprik, maar volgens Toonen is dat tot nu toe nergens het geval geweest.
Restprik maakt vandaag zijn mediadebuut, maar helemaal nieuw is het woord niet: eind januari en begin februari dook het al een paar keer op Twitter op:
Omdat de laatste dagen ook al eens het verhaal de ronde deed dat iemand door zijn huisartsenpraktijk was opgebeld met het aanbod zo’n prik met overschietend vaccin te komen halen, zal het fenomeen wel algemener bekend zijn. Mogelijk leidt dat tot een zekere vorm van inburgering van het woord restprik.
Restprik is samengesteld met rest zoals we dat ook aantreffen in bijvoorbeeld restgas en restwarmte. In zulke samenstellingen duidt rest aan dat het door het tweede woorddeel genoemde verschijnsel nog nuttig besteed kan worden. De kans is groot dat naast restprik dus ook restvaccin zal ontstaan.
Definitie
restprik (de, -ken) vaccinatie met een dosis vaccin die aan het einde van de dag bij een prikstraat of een huisartsenpraktijk overschiet en die door de beperkte houdbaarheid dezelfde dag nog moet worden verwerkt
Geef een reactie