Dat er een woord naar jou als politicus of staatsman wordt vernoemd: het overkwam Drees (dreestrekker), Lubbers (lubberiaans), Melkert (melkertbaan), Zalm (zalmnorm), Balkenende (balkenendenorm) en Rutte (ruttedoctrine) reeds. Maar als iemand het echt verdient, is hij het wel: Herman Tjeenk Willink, de ongekroonde onderkoning van Nederland. En laat nou toevallig vandaag zijn naam figureren in een spiksplinternieuw woord. Een werkwoord zelfs: tjeenkwillinken.
Het pronkt en praalt vandaag boven de column van Sheila Sitalsing in de Volkskrant:
Hier valt niet tegenop te tjeenkwillinken
Aanleiding voor die verzuchting is de nieuwe doofpotaffaire van onze – was het nou al transparante of toch nog intransparante? – overheid. Uit geheime stukken is namelijk komen vast te staan
dat er gelogen is tegen de Tweede Kamer over het schandaal met de kinderopvangtoeslag – nog meer gelogen dat we al wisten of vermoedden. Met instemming en medeweten van de voltallige ministerraad. Diezelfde voltallige ministersploeg had ook, las RTL, herhaaldelijk steen en been geklaagd over Kamerleden die de brutaliteit hadden om vervelende vragen te stellen en andere dingen te doen die horen bij de tegenmacht.
We kenden tjeenkwillinken overigens al wel van Twitter, waar een huisarts op 19 januari 2019 opriep ‘het tuchtrecht te tjeenkwillinken’:
Maar ja, Twitter hè: in het licht van de geschiedenis van de boekdrukkunst is dat toch maar een apocriefe bron. Bovendien heeft het woord in het Twitterbericht een andere strekking dan de betekenis waarin Sitalsing het woord in haar krantencolumn gebruikt en aldus canoniseert.
Dat is trouwens een kenmerk van splinternieuwe woorden met een vooralsnog vage, onbepaalde betekenis: in het begin van hun bestaan kan de betekenis ervan nog alle kanten uit en verdienen ze eigenlijk een duizenddingendefinitie.
Definitie
tjeenkwillinken (overgankelijk en absoluut gebruikt, tjeenkwillinkte, heeft getjeenkwillinkt) politieke vertrouwenskloven overbruggen
Geef een reactie