Sander Schimmelpenninck zet in zijn column in de Volkskrant van vandaag twee vormen van feminisme tegenover elkaar: het aloude leunstoelfeminisme en beyoncéfeminisme, ‘dat je zou kunnen zien als het jongere en brutalere zusje van het in Nederland nog altijd mateloos populaire leunstoelfeminisme, dat fulltime rechten en parttime plichten voorstaat’.
Leunstoelfeminisme is weliswaar een nieuw, maar weinig interessant woord. Immers, je kunt voor elk isme wel leunstoel zetten, waarmee je dat isme feitelijk afserveert als lui en oninspirerend: leunstoelcommunisme, -liberalisme, -socialisme.
Beyoncéfeminisme, genoemd, genoemd naar popdiva Beyoncé, verwijst naar een jeugdiger vorm van feminisme, dat bovendien meer elan heeft. Schimmelpenninck typeert het echter als feminisme dat ‘niet alleen werkweigering, maar ook financiële afhankelijkheid van mannen’ promoot:
‘Niets is meer powerful dan de portemonnees leegtrekken van domme mannen. Wij vrouwen hebben hier een verdienmodel van gemaakt’, zo leerde ik van één van deze jonge ‘progressieve’ vrouwen. Volgens Beyoncéfeministen is emancipatie een keuzemenu, iedere vrouw die zich feminist noemt een feminist en financiële afhankelijkheid een kwestie van zelfbeschikking.
Schimmelpenninck zal het wel weten, al wordt de Engelstalige pendant Beyoncé feminism vaak in een iets andere betekenis gebruikt: als equivalent van wat wij powerfeminisme noemen.
Definitie
leunstoelfeminisme (het, g.mv.) klassiek feminisme, dat via bewustwordingsacties en het maatschappelijke en politieke debat gelijke rechten en plichten voor vrouwen en mannen nastreeft
Geef een reactie