Een van de actueelste en amusantste taalrubrieken staat dezer dagen in de Volkskrant. Daarin schrijft Jan Kuitenbrouwer wekelijks over woke woorden. Vandaag gaat het over de talige obesitas van woke gasten:
Politiek correct taalgebruik is zelden compacter dan politiek incorrect. ‘N****’ werd ‘zwart persoon’, werd ‘persoon van kleur’. Eén woord, twee woorden, drie woorden. En de echte purist gebruikt tegenwoordig → BIPOC, black, indigenous people of color – vijf woorden. Dat betekent: zwarte en inheemse mensen van kleur.
Kuitenbrouwer laat zien dat woke taal veel letters, veel woorden nodig heeft. En dat nog wel in tijden van papierschaarste. Die verbositeit noemt hij taalspreading. Dit splinternieuwe woord is gevormd naar analogie van manspreading, het verschijnsel dat sommige mannen onnodig veel ruimte innemen door ergens wijdbeens te gaan zitten.
Gelukkig weten we uit het verleden dat breedsprakige, breedvoerige, omslachtige, omstandige, wijdlopige taal op enig moment altijd wel weer het loodje legt tegen kort en bondig taalgebruik.
Definitie
taalspreading (de, g.mv.) breedsprakigheid die gepaard gaat met het bewust vermijden van ondubbelzinnige, volgens sommigen aanstootgevende woorden, waarbij in plaats daarvan vrij uitvoerige omschrijvingen worden gebruikt die anderen op hun beurt als vaag of eufemistisch kunnen ervaren; gevormd ter aanduiding van woke taal naar analogie van het Engelse leenwoord manspreading
Geef een reactie