Deze week schrijft Telegraaf-columnist Eddy Terstall over een van de vele kloven die ons taalgebied rijk is: niet de kloof tussen arm en rijk, niet die tussen autochtoon en allochtoon, ook niet die tussen oud en jong, maar die tussen met en zonder netwerk. Hij neemt vooral de onwetendheid van de links-liberale ‘elite’ op de korrel:
De wittewijkers die in meerderheid D66, VVD en Groenlinks stemmen, weten meestal vrij weinig van de multiculturele wijken. Weten niet wat daar allemaal wel en niet goed loopt. Ze kennen de humor van Joop en Ahmed niet. Weten niet wat de zweetberoepen van Priscilla en Fatima voor salaris opleveren en wat je daarmee kunt doen.
In deze passage staan twee interessant woorden: wittewijker en zweetberoep. Wittewijker maakte vorig jaar al zijn debuut in een stukje van Terstall, zweetberoep maakt echter zijn debuut. Althans, we hebben het één keer eerder in de media aangetroffen: in een artikel in het Nederlands Dagblad, dat nu echter niet meer online terug te vinden is. Laten we zweetberoep daarom maar als nieuw woord beschouwen.
Een geslaagd woord is het bovendien, want je snapt meteen wat ermee bedoelt wordt: een beroep waarmee je – om het in archaïsche Bijbeltaal te zeggen – in het zweet des aanschijns je brood moet verdienen.
Definitie
zweetberoep (het, -en) beroep dat voornamelijk bestaat uit fysiek werk
Geef een reactie