De achtervoegsels -logie en -loog zijn in het Nederlands productief. Vooral met uitheemse termen als eerste lid (allergie, bacterie, cosmetica, epidemie) zijn in het verleden in overvloed wetenschappelijke termen als allergologie, bacteriologie, cosmetologie en epidemiologie gevormd – althans, als we ze niet hebben overgenomen uit andere talen. De bijbehorende persoonsnamen – allergoloog, bacterioloog, cosmetoloog, epidemioloog – zijn op vergelijkbare wijze tot stand gekomen.
Maar er is nog iets gebeurd: uit deze afleidingen met -loog heeft zich de taalvorm -oloog losgemaakt, waarmee incidenteel ook met inheemse woorden afleidingen worden gemaakt, die veelal een schertsend karakter hebben: boekoloog, suikeroloog. Meestal beklijven die niet. Deskundoloog is echter een uitzondering. Dat neemt niet weg dat -oloog altijd beschikbaar is om nieuwe gelegenheidswoorden te vormen. Zoals vandaag op de website van De Gelderlander gebeurt in de krantenkop:
Geen pruimoloog, bramoloog of zelfs kersoloog ontbreekt op de beurs
Het bericht betreft een beurs over zacht fruit, die in het Gelderse Buren heeft plaatsgevonden.
Het zijn gelegenheidswoorden, zoals kruisbessoloog, druivoloog en peroloog eveneens zouden zijn. Het zijn woorden die alleen maar vanwege hun vorming interessant zijn. Overigens blijkt het woord pruimologie al eens eerder te zijn gebruikt, wellicht in een scabreuze betekenis.
Definitie
pruimoloog (de, pruimologen) deskundige op het gebied van pruimen, naar analogie van deskundoloog gevormd met de vruchtennaam pruim
Geef een reactie