Fascisme, het is nog altijd een beladen woord. Als een krantencommentator of -columnist die niet bekendstaat als een opgewonden standje zo’n woord in de mond neemt, moet er iets ernstigs aan de hand zijn. Vandaag gebruikt Hubert Smeets in zijn NRC-column een afleiding van dat woord. Hij schrijft:
Talrijke ontwikkelingen wijzen erop dat Nederland aan de vooravond van een brede crisis staat. Of het nu gaat om het honoreren van de Europese ambities van Oekraïne contra onze energiebanden met het russofascistische Kremlin, om het klimaatbeleid in relatie tot boeren- en luchtvaartindustrie, om hypothecaire privileges vis à vis de woningnood, om een meritocratie die is uitgemond in een standenmaatschappij versus het emancipatoire verheffingsideaal, of om de verhouding tussen staat en burgers in pandemische tijden: in alle gevallen zijn effectieve politieke coalities steeds verder te zoeken.
Het gaat in dit verband natuurlijk om het woord russofascistisch. Dat is een nieuwkomer in onze taal, maar eerlijk gezegd konden we dit woord al wel zien aan komen. Eerder dit jaar introduceerde dezelfde columnist namelijk al het woord russofascisme:
Dat Rusland geen civil society heeft, is bloedlink nu Poetin zich in een alles-of-niets oorlog heeft gestort. De grootste kernmacht ter wereld is een land zonder burgerlijke identiteit, zonder sociaal kapitaal, zonder politiek en dus zonder tastbare alternatieven voor het huidige Russofascisme.
Het is een logische ontstaansvolgorde: russofascistisch is als bijvoeglijk naamwoord afgeleid van het zelfstandig naamwoord russofascisme. In het Engels blijken de pendanten russofascism en russofascist al wat gangbaarder te zijn, al hebben de woorden nog geen duidelijk afgebakende betekenis.
Russofascisme en -fascistisch zijn mogelijk ontleend aan het Engels, maar ze kunnen evengoed in het Nederlands gevormd zijn naar het voorbeeld van austrofascisme. Dat kennen we al sinds de Tweede Wereldoorlog als naam voor de Oostenrijkse, enigszins door de katholieke Kerk beïnvloede variant van het fascisme. Daarnaast zijn ook woorden als italofascisme, hispanofascisme, germanofascisme, anglofascisme, yankeefascisme en zelfs judeofascisme her en der in gebruik, dus vanuit dat perspectief is het ontstaan van russofascisme en russofascistisch niet heel verrassend.
Net als het woord judeofascisme schuurt russofascisme nog wel, omdat we Rusland van oudsher juist associëren met het bestrijden van het fascisme in de Tweede Wereldoorlog.
Definitie
russofascisme (het, g.mv.) Russische variant van het fascisme, die onder meer inspeelt op gevoelens van nationalisme en mythevorming rond het Groot-Russische verleden onder de bevolking en op gevoelens van revanchisme die het gevolg zijn van recent verlies aan geopolitieke invloed
russofascistisch (bijvoeglijk naamwoord) van, volgens, overeenkomstig het russofascisme
Geef een reactie