neembereidheid

geplaatst in: Woord van de dag | 0

Deze week bleek uit onderzoek dat de geefbereidheid van de Nederlanders’ al sinds 2002 afneemt. We worden, kort door de bocht, dus collectief al jaren minder solidair met de verschoppelingen der aarde.

Die conclusie is natuurlijk voer voor sociaal bewogen columnisten, zoals Frank Heinen, die vandaag in de Volkskrant schrijft:

Voor mijn gevoel neemt er vrij veel af, in Nederland. Je zou je kunnen afvragen of er nog weleens wat toeneemt, op de vermogens van de rijksten, het aantal racistische halvegaren in het kabinet en de algehele neembereidheid na dan natuurlijk.

Anders dan geefbereidheid, dat al decennialang synoniem is met vrijgevigheid of goedgeefsheid, vooral als de ontvanger een goed doel is, is neembereidheid een nieuw woord.

Geven en nemen zijn antoniemen en neembereidheid verwijst dan ook naar het tegenovergestelde van geefbereidheid, namelijk naar hebzucht, zelfzucht, baatzucht – onze taal heeft voor het betreffende verschijnsel al veel woorden.

Neembereidheid is – als overduidelijk antoniem van geefbereidheid – niettemin een nuttige toevoeging aan onze woordenschat. Het woord oogt door het element bereidheid namelijk als de naam van een vorm van sociaal gedrag, maar klinkt door de botsing met het element nemen in de betekenis ‘pakken wat je pakken kunt’ sarcastisch, zo niet cynisch. Het woord brengt, met andere woorden, een nieuwe gevoelsinhoud over in vergelijking met de zakelijke synoniemen hebzucht en zelfzucht.

Definitie

neembereidheid (de, g.mv.) sarcastische benaming voor heb- of zelfzucht, voorgesteld als een vorm van sociaal gedrag

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *