Een versie van deze tekst verscheen op 13 juli als Taalrubriek in Trouw:
In scheiding liggen – een lezer schrijft het maar een vreemde uitdrukking te vinden. Hij heeft er het beeld bij van een rechtbank waar een ‘bak’ met het opschrift ‘scheiding’ staat met daarin alle nog niet afgehandelde echtscheidingsdossiers.
Die interpretatie getuigt van een levendige verbeelding, maar het werkwoord ‘liggen’ in ‘in scheiding liggen’ moet wat prozaïscher worden opgevat, namelijk als ‘zich (in de genoemde omstandigheid) bevinden’. Die betekenis heeft ‘liggen’ bijvoorbeeld ook in ‘in conflict liggen met …’ (een conflict hebben met: ‘De fractievoorzitter lag in conflict met het partijbestuur’). In Vlaanderen kun je bovendien nog zeggen dat je ‘met iemand in proces ligt’. In dat geval heb je een geschil met iemand dat door de rechter moet worden beslecht.
‘In scheiding liggen’ werd pas in 1976 in Van Dale opgenomen. Omdat deze woordcombinatie net als de variant ‘in (een) echtscheiding liggen’ niet te vinden is in het historische Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT), zou je kunnen denken dat ‘in echtscheiding liggen’ pas ver na de Tweede Wereldoorlog is ontstaan.
Dat is niet het geval. Een van de vroegste vindplaatsen van de uitdrukking is ‘Amsterdamsch schetsboek IX’, dat de ooit beroemde toneelschrijver Herman Heijermans onder het pseudoniem S. Falkland jr. in 1895 in De Telegraaf publiceerde. Daarin laat hij een wasvrouw aan het woord: ‘De juffrouw van “één hoog” lag “in scheiding”.’
Van Heijermans is bekend dat hij vaak informele taal en Amsterdamse volkstaal in zijn ‘Falklandjes’ verwerkte. Dat hijzelf ‘in scheiding’ tussen aanhalingstekens plaatste, doet vermoeden dat hij zijn lezers wilde doen geloven dat ‘in scheiding liggen’ authentiek Amsterdams was. In krantenberichten uit het begin van de 20ste eeuw wordt ‘in scheiding liggen’ aanvankelijk nog weleens tussen aanhalingstekens geplaatst, maar rond 1920 is de uitdrukking al helemaal ingeburgerd.
Geef een reactie