Trouw schrijft vandaag over de Grachtwacht in Leiden. Onder die naam vist een groep vrijwilligers periodiek rotzooi uit de Leidse grachten. Die grachten worden daar schoner van, vandaar waarschijnlijk dat Trouw de leden van de Grachtwacht grachtenpoetsers noemt. Dat is een leuk woord, maar het dekt niet helemaal de lading, aangezien je bij poetser iets anders denkt: iemand die schoonmaakt (met een borsteltje).
Definitie
grachtenpoetser (de, -s) lid van een groep mensen die de grachten in een stad schoonhoudt, met name door daar zwerfvuil uit te vissen
Geef een reactie