Frits Abrahams schrijft vandaag in NRC over Amsterdamse hufterigheid. Aanleiding is een reeks artikelen in Het Parool over datzelfde onderwerp. Abrahams geeft diverse voorbeelden van alledaagse hufterigheid, maar op een zeker moment noemt hij ook het negeren van bedelaars een vorm van hufterigheid:
Wat te denken van het negeren van bedelaars op straat? We zien ze wel, maar we hebben haast of last van ‘geefgêne’: we schamen ons voor de fooi waarmee we ons schuldgevoel kunnen afkopen.
Geefgêne zou je natuurlijk kunnen omschrijven als geefschaamte, waardoor dit woord verwant wordt met woorden als vlieg- en vleesschaamte. Vrijwel zeker heeft de auteur gekozen voor geefgêne omdat de samenstellende delen van dat woord mooi allitereren. Bovendien klinkt gêne wat chiquer dan schaamte.
Definitie
geefgêne (de, g.mv.) schaamte die mensen ervaren wanneer ze een klein bedrag aan een behoeftige schenken omdat ze zich realiseren dat ze dat uit eigenbelang doen, namelijk om hun schuldgevoel af te kopen
John de Klerk
Bedelen negeren hufterig?
Vanuit de overheden zorgen dat er niet bedelen niet voorkomt!
Marc Tiefenthal
Gêne is Frans voor schaamte, inderdaad. We juichen dit toe, in beperkte mate, omdat Nederlanders zich zelden wenden tot de enige lingua franca, namelijk het Frans. Geefschaamte is uiteraard correct. Maar inderdaad is niet zo poëtisch.
Miek
Geefgêne … Ik ervaar zelfs enige geefgêne wanneer ik vertel dat ik aan goede doelen geef. Alsof ik me daarvoor moet verantwoorden.
‘Weet je wel waar je geld terecht komt ?’ is een veelgehoorde opmerking bij dit soort gesprekken … Toch lastig
rijkelt beumer
Misschien wat ouderwets gedacht: ik geef liever iets al er wat voor gedaan wordt. Bijvoorbeeld een tekening verkopen, of een gedicht (opzeggen), de straatkrant verkopen. Niet geven aan iemand die alleen maar vraagt vind ik niet hufterig.