Tot ver in de 19e eeuw waren er tal van samenstellingen in omloop met jammer als eerste deel. Jammer kon zowel ‘ellende’ als ‘ellendig’ betekenen in woorden als jammerbode (ongeluksbode), jammerzalig (ongelukzalig), jammerbaan (ongelukkige levensweg) en jammerdood (ellendige dood).
Sommige van die woorden zijn in gebruik gebleven omdat ze onderdeel zijn van een gevleugelde uitspraak, zoals jammerdal in ‘het leven is een jammerdal’. De meeste samenstellingen met jammer zijn in de loop van de 20e eeuw (of soms al eerder) echter sluipenderwijs uit onze taal verdwenen.
Dat geldt ook voor jammerdaad, dat ‘ellendige daad’ betekent en synoniem is van jammerlijke daad. Tegenwoordig gebruiken we in plaats van jammerdaad het woord gruweldaad, maar in de 19e eeuw werd jammerdaad nog nu en dan aangetroffen, zelfs in een vertaling van het toneelstuk Othello van Shakespeare, waarin Lodovico verslag doet van een ‘jammerdaad’.
Andere samenstellingen met jammer die in de afgelopen eeuw in onbruik geraakt zijn, zijn jammerbaan (een levensweg vol ellende), jammerstaat (ellendige toestand), jammerwerk (ellendig werk) en oorlogsjammer (ellende die de oorlog teweegbrengt).
Moeten we dat jammer vinden?
Geef een reactie