massatoerisme

Het Woord van de Dag staat deze week in de vakantiemodus. Daarom vandaag geen nieuw woord, maar een typisch vakantiewoord.

Vakantie en reizen mogen vandaag de dag dan onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, in feite is massatoerisme nog maar een piepjong verschijnsel, dat dateert uit de tweede helft van de 20e eeuw. Voordien betekende vakantie– zoals eerder vermeld – verlof van werk of school, maar bleven mensen gewoon thuis.

Maar de verte lokte en naarmate de eeuw vorderde, zochten toeristen hun vertier steeds verder van huis. Na het kamperen op de Veluwe en zandkastelen bouwen op het strand kwam in de jaren zeventig de ‘horizontale vakantie’ aan een Spaanse costa in zwang: drie weken achter elkaar liggen bakken onder de mediterrane zon. Een ander prefereerde de verticale variant en ging ‘cultuur snuiven’ in een ver en vreemd land. Nog wat later werd ‘belevenis’ een toeristische term en gingen avontuurlijk ingestelde reizigers op expeditievakantie naar de Zuidpool of op survivaltocht naar de Sahara.

Doodmoe werd je ervan.

Ongemerkt hebben al die vormen van toerisme in krap een halve eeuw wel een volwassen vakantiejargon opgeleverd. Tot in het woordenboek heeft de vakantiecultuur zijn sporen nagelaten. Stonden daar een eeuw geleden een handvol samenstellingen met vakantie in (school-, zomer-, kerstvakantie), tegenwoordig staan er vele tientallen in, variërend van doe– tot zonvakantie.

Samen met de vele andere vakantietermen – van pakketreis tot vakantie à la carte – geven ze een aardig beeld van de moderne vrijetijdseconomie. Wie voldoende fantasie heeft, kan tegenwoordig dan ook al bijna vanuit zijn leesstoel op vakantie: bladerend in het woordenboek.

Definitie

massatoerisme (het, g.mv.) massaal en vaak betrekkelijk goedkoop toerisme in populaire vakantiegebieden