Grazende geiten zijn prima brandwachten, schrijft De Volkskrant vandaag in een bericht over Portugal, dat de laatste jaren geregeld door grote bosbranden is geteisterd:
Een geitenkudde blijkt zeer geschikt om de bossen brandveiliger te maken.
De geiten houden de ondergrond namelijk kaal, waardoor er in de zomer geen (opgedroogde) begroeiing is die gemakkelijk vlam vat. Er is, schrijft de krant, dan ook ‘volop vraag naar de brandweergeiten’.
Met die brandweergeiten worden cabras bombeiras bedoeld (cabra is geit in het Portugees, bombeiro is brandweer), die in Portugal in groten getale rondlopen, inderdaad om bosbranden te voorkomen. Op het eerste gezicht is brandweergeit een gelegenheidsvertaling, maar het woord blijkt eerder dit jaar ook al in een krantenbericht te hebben gestaan. Op 16 maart schreef De Volkskrant:
De staatssecretaris van Bossen kondigt intussen aan dat hij de hulp zal inroepen van ‘brandweergeiten’ om de ondergroei in het bos te bedwingen.
In woordenboekenland geldt voor ogenschijnlijke gelegenheidswoorden: eenmaal is geenmaal, maar als een woord twee of meer keer in een krantenbericht is aangetroffen, gaan we erop letten. Vandaar dat brandweergeit vandaag Woord van de Dag mag zijn.
In brandweergeit noemt het eerste woorddeel een beroepsnaam ter aanduiding van de functie van het dier dat door het tweede lid wordt genoemd. Formeel lijkt brandweergeit op politiehond of slagershond, waarin het eerste lid ook een beroepsnaam noemt. Die laatste twee woorden hebben echter een totaal andere betekenisstructuur: een politiehond is zelf geen agent en met een slagershond wordt geen hond bedoeld die als slager optreedt, maar een (grote) hond zoals slagers die vroeger als trekhond gebruikten. Vanuit het oogpunt van betekenisstructuur is brandweergeit een ongebruikelijke en daarom opvallende samenstelling.
Is de samenstelling inhoudelijk correct? Daarover kun je discussiëren. In feite bestrijdt de geit geen brand door het vuur te blussen, maar bestrijdt hij preventief het ontstaan en de uitbreiding van brand. Brandpreventiegeit zou feitelijk misschien een betere naam voor het desbetreffende dier zijn geweest, maar brandweergeit spreekt meer tot de verbeelding.
Definitie
brandweergeit (de, -en) geit die in beboste gebieden, m.n. in Portugal, wordt ingezet om de ondergrond kaal te grazen met als doel de uitbraak en verspreiding van branden te voorkomen
Wim Debets
U schrijft “Is de samenstelling inhoudelijk correct? Daarover kun je discussiëren. In feite bestrijdt de geit geen brand door het vuur te blussen, maar bestrijdt hij preventief het ontstaan en de uitbreiding van brand.”
Als het woord “brandblusgeit” was, zou u daar gelijk in hebben, maar het woord is “brandweergeit”. En “weren” betekent volgen uw eigen woordenboek onder meer “tegengaan” en “voorkomen”. De samenstelling lijkt me daarom wel correct.
Ton den Boon
Ja, als je brandweer etymologiserend interpreteert als ‘persoon die een brand weert’ is brandweergeit inderdaad een correcte samenstelling. Als je daarentegen brandweer opvat in de gelexicaliseerde betekenis ‘persoon of instantie die belast is met het blussen van brand’ is brandweergeit een minder voor de hand liggende samenstelling. Aangezien de brandweer ook belast is met brandpreventie en de Portugese geiten een dergelijke functie hebben, klopt brandweergeit weer wel. Zo blijkt inderdaad: over de kwaliteit van de samenstelling kun je discussiëren.