‘Als ik op een avond naar bed ga en de volgende dag niet meer wakker word, zult u mij niet horen klagen.’ Afgelopen zaterdag overleed tekstschrijver Eli Asser (1922-2019) in zijn slaap. In 2012 citeerde hij in een interview waarin de dood ter sprake kwam met instemming de hierboven aangehaalde woorden van zijn vriend, de kunstschilder Leo Schatz, dus Asser zelf moet haast wel tevreden zijn met dit einde. Asser, de man die de geestelijk vader is van onder meer de tv-serie ‘t Schaep met de vijf poten heeft heel wat gevleugelde woord aan onze taal nagelaten, zoals ‘we benne op de wereld om mekaar, om mekaar te helpen, nietwaar’.
De Volkskrant schrijft vandaag over hem:
Asser blonk uit in puntige dichtregels als Er is één ding dat ik nooit zou willen missen / En dat is vissen (uit het liedje Vissen) en Vriendschap, liefde, broederschap, het zijn geen loze kreten / We leven echt niet voor de grap, dat mag je nooit vergeten (uit We benne op de wereld om mekaar te hellepen, niewaar?).
Fatsoenlijke mensen heuren natuurlijk te zeggen ‘we zijn op de wereld om mekaar te helpen’, maar sinds ‘t Schaep gebruiken zelfs zij in dit geval met goed fatsoen de volkse vervoeging ‘we benne’.
Een andere gevleugeld woord uit ‘t Schaep luidt: ‘t zal je kind maar wezen!’. Het wordt nog steeds gebruikt om uitdrukking te geven aan een meewarig medegevoel met andermans kind als dat bijvoorbeeld ontspoort:
Let wel, deze meewarige uitdrukking bestond al vóór ‘t Schaep, maar Assers kracht schuilde er mede in dat hij volkse uitdrukkingen uit de taal van alledag putte en die vervolgens tot formule, uitdrukking of geïsoleerde levenswijsheid wist te verheffen.
Een derde taalvorm die dankzij Asser bekend geworden is, is de retorische vraag ‘als je mekaar niet meer vertrouwen kan, waar blijf je dan?’
In elk geval één uitdrukking die Eli Asser aan de taal van de straat heeft ontleend, heeft de Dikke Van Dale gehaald. Voor Willem Parel, een creatie van Wim Sonneveld, schreef Eli Asser veel teksten. Een van de uitspraken die hij de orgelman Willem Parel in de mond legde, luidt: ‘de polletiek is wááterverf (daar doen ik niet aan mee’)’. In het filmpje hieronder treft u de uitspraak aan op 2.20.
Asser zei hierover in 2001 in Het Parool:
Ik schreef de teksten, waar Sonneveld altijd met heel veel respect mee is omgegaan: nooit heeft hij er ook maar iets in veranderd. Sommige van de uitdrukkingen van Willem Parel hoor je nu nog. ‘Niet op reageren, Lena!’ Die kwam bij de schrijver Johan Fabricius vandaan. Ik legde hem dat ‘waterverf’ in de mond, een uitdrukking die ik kende van de straat.’
In De Dikke Van Dale is de volkse uitdrukking ‘dat is waterverf, meneer!’ in 1984 opgenomen. Zonder bronvermelding, en gezien de uitspraak van Asser dat hij de uitdrukking ‘van de straat’ kende, is dat ook terecht. Maar zonder Asser zou de uitdrukking vast en zeker niet gecanoniseerd zijn.