‘Cameratoezicht op natuuraso’s’, kopt de Telegraaf vandaag, want Staatsbosbeheer gaat camera’s in het bos ophangen om ‘overtredingen beter te kunnen bestrijden’. Wat voor overtredingen vinden er dan plaats in het bos?
‘Het gaat bijvoorbeeld om het verstoren van natuurgebieden waar wilde dieren lopen, het illegaal dumpen van afval, met crossmotoren door het bos scheuren (zelfs in de bronsttijd), vandalisme zoals het vernielen van prullenbakken en bankjes en om het laten loslopen van honden op plekken waar dat niet mag.’
Dat er natuuraso’s zijn is natuurlijk al treurig genoeg en zelf ergeren wij ons ook weleens aan mountainbikers die ‘opzij!’ roepend zich over de wandelpaden in het bos voortbewegen, maar dat er in het bos camera’s worden opgehangen is zo mogelijk nóg treuriger. ‘Wat is natuur nog in dit land?’ vroeg dichter J.C. Bloem zich in de vorige eeuw al af en wij vragen het hem even retorisch na: wat is de vrije natuur nog als er camerabewaking is?
En wat vooral weer opvalt is de manier waarop de krant deze natuurovertreders benoemt: natuuraso, dat vandaag zijn debuut maakt in de krant, is opnieuw een samenstelling met aso. Eerder zagen we al woonaso’s en verkeersaso’s en net als deze woorden is natuuraso een ruw woord, een woord dat meteen klinkt als een scheldwoord. Daar moeten toch ook neutralere alternatieven voor zijn, zoals boszondaar, bermvagebond of simpelweg natuurdelinquent.
Lina Waterplas
Ik zie “natuuraso’s” wel zitten. Bij “natuurdelinquent” denk ik toch meer aan delicten zoals stropen of milieuvervuiling en “bermvagebond” doel mij aan zwervers denken. De term “boszondaar” vind ik niet echt neutraal, aan “zondaar” hangt voor mij een religieus luchtje; “boszondaar” bekt ook niet echt lekker.