Dat het woord geschiedenistrots vandaag zijn mediadebuut maakt, moet je misschien opvatten als een teken des tijds. Het woord staat in het zoveelste artikel, dit keer in de Leeuwarder Courant, dat de politieke opkomst van Baudet als onderwerp heeft. De desbetreffende krant signaleert parallellen met de opkomst van keizer Augustus in het destijds vervallen Romeinse Rijk en schrijft over Baudet:
Hij presenteert zich als het vlaggenschip van de renaissancevloot, iemand die het zelfvertrouwen van de natie, de kunsten, architectuur en geschiedenistrots hernieuwd leven in moet blazen. Met het oog hierop zal zijn Minervische uil niet alleen een gymnasiale erfenis zijn, maar is het ook daadwerkelijk inhoudelijk van belang voor het oproepen van de wederopstandingsgedachte.
Geschiedenistrots is de eenwoordige pendant van de uitdrukking historische trots, die weliswaar al ruim een eeuw in onze taal figureert, maar ook niet zeer gangbaar is. Bovendien, áls die uitdrukking in de afgelopen decennia wordt gebruikt, is het meestal om tot uitdrukking te brengen dat we ‘onze historische trots zijn kwijtgeraakt’ of iets dergelijks.
In geschiedenistrots verwijst geschiedenis niet naar de aardgeschiedenis, noch naar de evolutionaire geschiedenis van de mensheid of naar de wereldgeschiedenis, maar specifiek naar de vaderlandse geschiedenis.
Geschiedenistrots is daarmee een woord dat samenhangt met een zekere vorm van nationalisme. Dat impliceert wellicht meteen ook waarom het woord geschiedenistrots niet eerder in de recente geschiedenis is ontstaan: de afgelopen halve eeuw was in onze contreien in feite de tijd van europeanisme en kosmopolitisme, waarin weinig ruimte was voor nationalisme en dus ook niet voor de (nationalistische) trots op de vaderlandse geschiedenis.
Definitie
geschiedenistrots (de, g.mv.) gevoel van trots op de vaderlandse geschiedenis, synoniem historische trots
Geef een reactie