Twee woorden strijden vandaag om de titel van Woord van de Dag: reisruzie en vliegstrijd. Beide stonden afgelopen zaterdag in hetzelfde artikel in NRC Handelsblad. Dat artikel ging over hoe weerzin tegen vliegen (als gevolg van vliegschaamte) kan leiden tot strijd (vliegstrijd) oftewel ruzie (reisruzie) binnen het huwelijk, het gezin of een vriendenclubje dat traditiegetrouw jaarlijks een weekje samen vakantie gaat vieren in een ver en vreemd land:
Vliegstrijd Niet iedereen wil nog met het vliegtuig op vakantie. Hoe hou je in relatie of vriendengroep reisruzie buiten de deur?
Het mooiste van beide nieuwe woorden – want nieuw zijn ze allebei – is reisruzie en dat komt louter door de vorm: reis en ruzie allitereren en dat geeft in dit geval meerwaarde aan het woord. Daarnaast is ruzie een laagdrempeliger woord dan strijd, wat ook bijdraagt aan de kans op inburgering van reisruzie.
Eenvoud en alliteratie maken reisruzie dus een aantrekkelijk woord. Maar er kleeft ook een nadeel aan: reisruzie hoeft niet specifiek over vliegreizen te gaan, terwijl vliegstrijd daarover in elk geval geen misverstand laat bestaan. Daartegenover staat dat je vliegstrijd met wat goede wil ook zou kunnen interpreteren als concurrentiestrijd tussen vliegtuigmaatschappijen of zelfs luchthavens. Op het punt van transparantie scoren reisruzie en vliegstrijd dus min of meer gelijk.
Reisruzie heeft dus gunstige en ongunstige kwaliteiten. Die kwaliteiten vormen gezamenlijk de succes- respectievelijk faalfactoren van nieuwe woorden, maar uiteindelijk zeggen ze niet heel veel over de kans op inburgering ervan. Die kans wordt alleen maar vergroot als het woord door brede groepen wordt overgenomen.
Definitie
reisruzie (de, -s) ruzie die betrekking heeft op een vakantiereis, m.n. ruzie over de keuze van het vervoermiddel – bv. een zeer milieuvervuilend vliegtuig of een relatief schone trein – waarmee mensen samen naar hun bestemming reizen
Geef een reactie