Veel kranten schrijven vandaag over D66-leidster Kaag, die dit weekend heeft gezegd dat ze geen peilingenpolitiek meer wil. Nou is peilingenpolitiek uit lexicografisch oogpunt een heel interessant woord, maar het is niet nieuw. Het maakte namelijk al op 21 me 2011 zijn mediadebuut in het Nederlands Dagblad, toen premier Rutte meer bleek te zien in een politiek die ergens voor staat dan voor wat hij destijds peilingenpolitiek noemde.
Sindsdien is het woord peilingenpolitiek nauwelijks meer aangetroffen in de vaderlandse media, maar dit weekend haalde Kaag het dus van stal en treedt hiermee dus in zekere zin in de voetsporen van Rutte. Evenmin als Rutte wil Kaag peilingenpolitiek. Want, zo schrijft Bert Wagendorp in zijn Volkskrant-column
Peilingen zijn het voedsel en water van de populisten. Wilders en Baudet stellen hun politieke koers erop af – en natuurlijk op hun goed ontwikkelde onderbuikgevoel, hun politieke antenne en hun drive om verdeeldheid te zaaien.
Wagendorp vervolgt dat hij Kaags afkeer van peilingenpolitiek waardeert en dat hij het eerlijk van haar vindt dat ze de consequenties van meer Europese integratie niet verhult. Dan zet hij dat af tegen vertegenwoordigers van het huidige kabinet:
Bij types als Wopke Hoekstra en Mark Rutte heb ik altijd het idee dat ze heus wel weten dat verdere Europese integratie een natuurlijk en noodzakelijk proces is, maar dat ze dat uit peilingangst niet tegen hun achterban durven vertellen.
Of deze uitspraak waar is, doet er nu even niet toe. Het gaat in deze rubriek om de taal en peilingangst is in tegenstelling tot peilingenpolitiek wel een nieuw woord. Inhoudelijk is het woord niet interessant – het betekent ‘angst (van politici) voor de uitkomst van peilingen en de consequenties die ze daar wellicht aan moeten hechten’ – maar de vorm is wél opmerkelijk: naar analogie van peilingenpolitiek hadden wij namelijk peilingenangst verwacht.
Is peilingangst nu een verkeerd gevormde samenstelling? Nee, maar mocht het woord algemeen gangbaar worden, dan is de kans groot dat het toch een andere vorm aanneemt, omdat niet nieuwe woorden zich qua vorm vaak aanpassen aan reeds bestaande.
Definitie
peilingenangst (de, g.mv.) angst van politici voor de uitkomst van peilingen en de consequenties die ze daar wellicht aan moeten hechten; vormvariant: peilingangst
peilingenpolitiek (de, g.mv.) politiek waarbij politieke keuzes zwaar leunen op de uitkomst van directe peilingen onder het volk en referenda
Geef een reactie