FD-commentator Matthijs Bouman schrijft vandaag in zijn column in het Financieele Dagblad over de nieuwe sponsor van Ajax. Dat is een Maltees gokbedrijf, waarvan de praktijken in Nederland zijn toegestaan, ook al leiden die tot gokverslaving en dus tot veel maatschappelijke schade. De ‘uitverkoop van de Nederlandse sportliefhebber aan de producenten van gokverslaving’, zo typeert Bouman het gokbeleid in Nederland, dat overigens goed verdient aan zijn gokkende burgers. Vandaar de kop boven de column: gokonomie.
Gokonomie is een gelegenheidssamenstelling van het werkwoord gokken + –(o)nomie, dat geëxtraheerd is uit het woord economie en dus ook staatshuishoudkunde betekent. In het Engels gebeurt het vaker dat het vergelijkbare ‘achtervoegsel -(o)nomy nieuwe woorden worden gemaakt: betonomy, die Engelse pendant van gokonomie, is in het Engels zelfs enigszins gewoon. In het Nederlands zijn afleidingen van het type gokonomie echter zeldzaam. Gokonomie is trouwens niet alleen een uitzonderlijk woord, maar ook een uitzonderlijk lelijk woord.
Definitie
gokonomie (de, -ën) gokeconomie
gokeconomie (de, -ën) economie die of voorzover die verband houdt met (legaal) gokken
Geef een reactie