De column van Stevo Akkerman in Trouw heeft vandaag als titel ‘Trumpboeren’ en gaat over de internationale sympathieën voor de Nederlandse boer. Die komt uit rechtse hoek. En dus ook van voormalig VS-preseident Trump, die afgelopen weekend openlijk zijn steun aan ‘onze’ boeren heeft uitgesproken:
Het is verschrikkelijk wat daar gebeurt”, zei hij zondag. Zijn aanhangers – ik sprak sommige van hen twee weken geleden vlak bij het Witte Huis, waar ze permanent demonstreren – zijn ervan overtuigd dat in Nederland een machtswisseling ophanden is. “Heb je het niet gehoord? Jullie boeren nemen de macht over! Fantastic!”
De taalvorm Trumpboer suggereert dat het gaat om ‘Trumps’ boeren’, maar die suggestie is onjuist. In feite doelt het woord op ‘boeren die door rechtse of extreemrechtse politici worden geprofileerd als verzetsstrijders tegen het systeem’ – wat dat systeem ook is. In de online-editie van de krant had dezelfde column een andere titel (‘Waarom nam Caroline van der Plas geen afstand van Trump?’). Waarschijnlijk realiseerde iemand zich dat het woord Trumpboer niet alleen kan bijdragen aan de toch heftige polarisatie in de samenleving, maar dat de boerenprotesten nu niet opeens van alle boeren aanhangers van het ultrarechtse gedachtegoed maken.
Kunnen we het woord Trumpboer dan meteen afvoeren naar de mesthoop van de taalgeschiedenis? Laten we het hopen.
Definitie
Trumpboer (de, -en) (Nederlandse) boer die vanwege zijn protesten en ondermijnende acties tegen de overheid de sympathie van Donald Trump en andere rechtse politici heeft
Geef een reactie