Trouw-columnist Ephimenco heeft het in zijn zaterdagcolumn (die tegenwoordig op vrijdag al te lezen is) deze week over de hoge temperaturen die deze week het zuiden van Europa teisteren. Dat komt mede door de klimaatverandering, die we maar geen halt kunnen toeroepen, zolang de consumerende mens een ‘gulzige fossielovoor’ blijft.
Fossielovoor is een tot dusver onbestaand woord, dat toch meteen te snappen is. Het is naar analogie van woorden als carnivoor en omnivoor gevormd door ons woord fossiel (verzamelnaam voor fossiele brandstoffen) te combineren met het Latijnse werkwoord vorare (gulzig eten). Het verwijst dan ook naar onze mateloze consumptie van fossiele brandstoffen.
Gevoelsmatig oogt fossielovoor als een mislukte combinatie van een Nederlands woord (fossiel) en een achtervoegsel (-voor) dat gewoonlijk met vreemde elementen wordt gecombineerd: de spelling fossilovoor (dus zonder e) lijkt op het eerste gezicht daarom acceptabeler, omdat het woord dan rechtstreeks teruggaat op het Franse leenwoord (fossile), waarop ons woord fossiel gebaseerd is.
Definitie
fossielovoor (de, fossielovoren) consument die ongebreideld fossiele brand- en hulpstoffen gebruikt
Geef een reactie