In de Volkskrant staat vandaag een artikel over mantelzorg en het gevreesde tekort aan mantelzorgers in de toekomst. Daarin komt onder meer emeritus hoogleraar ouderengeneeskunde Rudi Westendorp aan het woord. De auteur van het artikel typeert hem als de nestor binnen een groepje mensen die zich met het onderzoek naar mantelzorg bezighouden:
Westendorp praat, is in alles de hoogleraar die het wil uitleggen en die zijn studenten nestorlijk verbetert.
Nestorlijk – het oogt als een oerdegelijk, al langer bestaand woord, maar in feite kwam het de afgelopen dertig jaar niet in een krant voor. Misschien is het woord in informele gesproken taal wat gangbaarder, maar in de schrijftaal is het een nieuw woord onbekend. Nou ja, niet helemaal: op internet is welgeteld één andere vindplaats aangetroffen. In een verslag over een vergadering in Dordrecht is ergens sprake van een ‘nestorlijke opmerking’.
Het woord nestorlijk heeft qua vorm en betekenis iets weg van het woord vaderlijk. Het is gevormd van de soortnaam nestor, die op zijn beurt verwijst naar de Griekse koning Nestoor, in Homerus’ Ilias de oudste en om zijn wijze raadgevingen beroemde Griekse held bij het beleg van Troje. Als soortnaam komt nestor voor een wijze en eerbiedwaardige oudere persoon komt nestor al sinds de 17de eeuw in ons taalgebied voor. Op grond van de betekenis van nestor kan nestorlijk als geparafraseerd worden als ‘oud en wijs’ of beter gezegd: als, of van iemand die oud en (door levenservaring) wijs is.
Definitie
nestorlijk (bijvoeglijk naamwoord) door ruime levenservaring beschikkend over grote wijsheid en daar uiting aan gevend, bv. in de vorm van uitspraken en adviezen
Geef een reactie