De Groene Amsterdammer schrijft deze week in een artikel over de relatie tussen mens en natuur over een nieuwe vorm van samenwerking (of symbiose?) tussen beide partijen: de zoöoperatie, afgekort als zoöp, een ‘coöperatie die de niet-menselijke gemeenschap in een bepaald gebied probeert mee te nemen in de besluitvorming’:
De niet-menselijke omgeving wordt vertegenwoordigd door een anbi-stichting die weer onderdeel wordt van een coöperatie en wettelijk verplicht is om de ideële belangen van zichzelf te behartigen. Bodemzicht heeft zich als een van de eerste protozoöps opgeworpen, een regeneratieve boerderij die rendabel moet worden voor mensen, terwijl tegelijkertijd de niet-menselijke omgeving kwalitatief verbetert. Denk aan kippen en varkens wier kwaliteit van leven wordt meegenomen in de doelstelling van de zoöperatie, maar ook aan de bodem die gezonder wordt in plaats van verschraalt. Het aantal zoöps neemt gestaag toe en verschillende beleidsmakers zijn razend enthousiast over de manier waarop de zoöp juridisch ruimte biedt aan het perspectief van niet-mensen.
Het fenomeen is interessant, maar het woord ervoor is dat minstens evenzeer.
Definitie
zoöperatie (de, -s) organisatie die bij het inrichten van de bedrijfsvoering rekening houdt met het aanwezige niet-menselijke leven (flora en fauna); gevormd als porte-manteauwoord van het voorvoegsel zoö– (ontleend aan Grieks zōion [levend wezen, dier] en coöperatie
Geef een reactie