Eigenlijk maakte het woord anderhalve week geleden al zijn mediadebuut: woestijnspijt. Het Algemeen Dagblad kopte op 12 januari:
Woestijnspijt bij Jordan Henderson en Karim Benzema
Overigens zonder uit te leggen wat die woestijnspijt dan inhield, al kon de lezer dat wel min of meer uit het bijgaande artikel opmaken.
Een paar dagen later pikte Bert Wagendorp het woord op in zijn Volkskrant-column, waarin hij woestijnspijt omschreef als ‘een zeldzame aandoening die sinds de exodus van voetballers naar de woestijn steeds vaker voorkomt’. Hij verzon er ook een synoniem voor, dat eigenlijk nog veel mooier is: woestijnpijn.
Vandaag figureert het woord in Trouw, in een context waaruit je zou kunnen opmaken dat het om een volledig ingeburgerd woord gaat:
Het broeit bij meer topspelers. De term ‘woestijnspijt‘ valt veelvuldig.
Misschien is woestijnspijt een eendagsvlinder in onze woordenschat, maar evengoed kan het een blijvertje zijn. Eigenlijk is dat wel waarschijnlijk, want het woord heeft inmiddels navolging gekregen van roebelspijt (in verband met een voetballer die naar Rusland is vertrokken) en sambal-bijspijt (in verband met een voetballer die in China speelt).
Definitie
woestijnspijt (de, g.mv.) spijt die een profvoetballer ervaart als hij zich na het tekenen van een contract met een Arabische voetbalclub realiseert dat hij om zijn contract uit te dienen geruime tijd in een (culturele) woestijn zal moeten verblijven, synoniem woestijnpijn
Geef een reactie