‘Wat is toch die obsessie met maagdelijkheid in de islamitische cultuur?’ vraagt Christiaan Weijts zich vandaag af in NRC Handelsblad. ‘Vinden ze westerse vrouwen werkelijk stuk voor stuk sletten? Ik hoorde dat veel Nederlandse moslimastudentes het alcoholgebruik van hun medestudenten extreem schokkend vinden, alsof ze elk weekend heroïne spuiten.’
Moslimastudente maakt zo vandaag zijn debuut in de media. Het is echter maar de vraag of het woord correct is. We hadden al moslimstudentes en studerende moslima’s. Waarvoor hebben we dan moslimastudente nodig?
Als de auteur een streepje tussen moslima en studente had gezet, hadden we een nieuw woord van het type acteur-producer, timmerman-aannemer, dominee-dichter of dichter-dominee gehad: iemand die zowel het een als het ander is. Zulke ‘streepjessamenstellingen’ – taalkundigen hebben het over copulatieve samenstellingen – zijn opgebouwd uit grammaticaal én semantisch gelijkwaardige elementen. Dus bijvoorbeeld twee zelfstandige naamwoorden die allebei een beroep aanduiden. De volgorde is in principe vrij: de timmerman-aannemer kan zich ook prima aannemer-timmerman noemen. Omdat moslima een andere kwaliteit (iemand met een bepaalde geloofsovertuiging) aanduidt dan studente (iemand die een opleiding volgt), is moslima-studente geen voor de hand liggend woord.
Aaneengeschreven is moslimastudente geen goed alternatief voor moslimstudente. Moslimajurk of moslimaschoentjes zouden wel kunnen, maar de combinatie van moslima met een persoonsaanduidend woord is niet gebruikelijk.
JeroenRL
Het woord moslimastudente roept bij mij de associatie op van een studente die moslima’s bestudeert.