‘Aan de staart van een diepe en langdurige economische crisis, als de groene waas van herstel gloort en de meeste ondernemers en financiers opgelucht ademhalen dat zij het gered hebben, zie je in een aantal bedrijfstakken nog een paar spectaculaire fiasco’s’, schreef NRC gisteren. En de krant voegde eraan toe: ‘Bij banken staan zulke debacles bekend als de staartstroppen.’
Blijkbaar is staartstrop dus een bancaire vakterm, maar in de lekentaal die je gewoonlijk in de kranten aantreft, is het woord onbekend. Althans tot nu toe, want vandaag debuteerde staartstrop in de (papieren) krant, nadat het vorige week, op kerstavond, al eens op de NRC-site had gestaan.
Het eerste deel van staartstrop is natuurlijk een metafoor voor iets wat zich aan het einde bevindt. Aan het einde van de economische crisis in dit geval, de crisis die in 2008 begon en waar we volgens kenners nu definitief uit aan het klimmen zijn. Dat V&D, de DA drogist, Macintosh en tal van andere winkels en winkelketens op de valreep dreigen om te vallen, hoort daar nu eenmaal bij. Anders bestond het woord staartstrop niet: een economische strop aan het einde van een neerwaartse fase in de economische cyclus.
NRC mag dan wel beweren dat staartstrop een bancaire term is, op internet is deze term niet te vinden, behalve in berichten die gerelateerd zijn aan het NRC-stuk. De bancaire wereld is blijkbaar een zeer gesloten circuit.
Het lot van staartstrop ligt dan ook niet in handen van de bankiers, maar in die van journalisten. Zij zijn het die het woord verder kunnen verspreiden. Maar doen ze dat niet, dan is de kans groot dat staartstrop – hoe mooi het woord dankzij de alliteratie ook is – in de taal van alledag een doodgeboren kindje is.
Geef een reactie