Begin november dook het filespook op in de media en gisteren en vandaag gebruiken diverse kranten het woord opnieuw. Ook filechaos en filemonster zijn in recente nieuwsberichten te vinden. Geen wonder, want de maand november kenmerkt zich tot dusver door een overmaat aan spitsfiles.
Het woord filespook is strikt genomen geen opmerkelijk woord. Recente andere spoken waren het deflatiespook en het pensioenspook. Met de stijgende rente van de afgelopen weken zal het rentespook binnenkort ook wel weer ontwaken, met in zijn kielzog het inflatiespook en het hypotheekspook.
Al die samenstellingen met spook duiden op een op de loer liggend gevaar: de dreiging van deflatie, van een hogere rente, van inflatie, van pensioenkortingen, van hypotheken die niet afgelost kunnen worden.
In lijn daarmee zou het filespook als de dreiging van files op de snelwegen moeten worden gedefinieerd. Het punt is alleen dat die files er al staan. Het filespook is dan ook veeleer de dreiging dat er nog meer files komen, dat files een structureel probleem worden en dat we dus moeten leren leven met al die files op de weg.
Qua betekenispatroon wijkt filespook een klein beetje af van rentespook, deflatiespook en bijvoorbeeld ook degradatiespook, een woord dat in de sportwereld wordt gebruikt voor de dreiging voor een club in een lagere klasse te moeten gaan spelen. Het gaat bij het filespook niet om het opdoemen ervan, maar om het verergeren ervan.
Sommige van die spook-samenstellingen staan in de Dikke Van Dale. Filespook niet. Nog niet. En voor de verkeersdeelnemers is eigenlijk te hopen dat het woord filespook ook nooit in het woordenboek opgenomen hoeft te worden.
Sylvia
Filespook is de dreiging van (o.a.) spookfiles. 🙂
Wat me opvalt is dat zowel ‘filespook’ als ‘filemonster’ ook – en vooral – omgekeerd voorkomen (‘spookfile’ en ‘monsterfile’). Mogelijk liggen deze nieuwe samenstellingen mede daardoor meteen goed in het gehoor?
Ton den Boon
Dat speelt absoluut een rol.